ECLI:NL:HR:2001:AD3956

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/057HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot schadevergoeding na onzorgvuldig demonteren van drukpersen

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. R.T.R.F. Carli, verweerster in cassatie, vertegenwoordigd door mr. M.J. Schenck, gedagvaard voor de Rechtbank te Dordrecht. Eiseres vorderde een schadevergoeding van ƒ 279.137,--, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van onzorgvuldig handelen van verweerster bij het demonteren, vervoeren en opslaan van drukpersen. Verweerster heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 1.994,49 gevorderd, ook vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank heeft eiseres toegelaten tot bewijs van de onzorgvuldigheid van verweerster, maar heeft verdere beslissingen aangehouden. Verweerster heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 28 september 1999 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en de vordering van eiseres heeft afgewezen. Eiseres heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen van eiseres niet tot cassatie kunnen leiden, en heeft het beroep verworpen. Eiseres is in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op ƒ 7.417,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H.J. Mijnssen en raadsheren R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein en P.C. Kop, en openbaar uitgesproken op 7 december 2001.

Uitspraak

7 december 2001
Eerste Kamer
Nr. C00/057HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 1 september 1995 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de Rechtbank te Dordrecht en gevorderd - na wijziging van eis - [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag ad ƒ 279.137,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 1995, althans vanaf 27 maart 1996, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van de drie conservatoire beslagen.
Bij conclusie van antwoord heeft [verweerster] de vordering bestreden en in reconventie - na vermindering van eis - gevorderd [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van ƒ 1.994,49, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag waarop de reconventionele vordering is ingesteld.
[Eiseres] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 9 april 1997 in conventie [eiseres] tot bewijs toegelaten dat [verweerster] de drukpersen onjuist c.q. onzorgvuldig heeft doen demonteren, vervoeren en opslaan en zowel in conventie als in reconventie iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit tussenvonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij memorie van antwoord heeft [eiseres] incidenteel beroep ingesteld.
Bij arrest van 28 september 1999 heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd, en opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door mr. F. Damsteegt.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense onder 8-13 niet tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op ƒ 7.417,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 december 2001.