ECLI:NL:HR:2001:AD3980

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/185HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • O. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding en verstekverlening in cassatieprocedure

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, handelend onder de naam [...], beroep ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 februari 2001. De verweerders in cassatie, de gebroeders [...], zijn niet verschenen. Eiser heeft hen gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad op 29 juni 2001, maar de gebroeders [...], vertegenwoordigd door hun advocaat mr. F.R.A. Schaaf, hebben geen akte van domiciliekeuze overgelegd. De advocaat-generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot nietigverklaring van het exploit van dagvaarding en tot weigering van het gevraagde verstek.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet aan de juiste vereisten voldeed, omdat deze niet was uitgebracht voor de dienende dag. Eiser heeft een deurwaardersexploit overgelegd dat op 4 september 2001 is uitgebracht, maar dit voldeed niet aan de eisen van artikel 92 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het exploit van dagvaarding aan de gebroeders [...] niet heeft bereikt, waardoor de nietigheid van de dagvaarding moet worden uitgesproken.

De Hoge Raad heeft het gevraagde verstek geweigerd en de dagvaarding in cassatie nietig verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer O. de Savornin Lohman op 23 november 2001.

Uitspraak

23 november 2001
Eerste Kamer
Nr. C01/185HR
MP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelend onder de naam [...], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
1. [Verweerder 1], wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2], wonende te [woonplaats], Luxemburg,
zijnde de enige erfgenamen van: [erflater],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in cassatie
Bij dagvaarding van 9 mei 2001 heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - verweerders in cassatie - verder te noemen: de gebroeders [...] - aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt tegen het op 20 februari 2001 onder rolnummer 99/772 tussen partijen gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, en de gebroeders [...] gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 29 juni 2001. [Eiser] heeft de zaak op de rol van die zitting doen inschrijven.
De gebroeders [...] zijn niet verschenen. [Eiser] heeft gevraagd verstek te verlenen tegen de gebroeders [...].
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot nietigverklaring van het exploit van dagvaar-ding en tot weigering van het tegen de gebroeders [...] gevraagde verstek.
2. Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening
2.1 De dagvaarding is uitgebracht "aan [het] te dezer zake uitdrukkelijk gekozen domicilie [van de gebroeders [...]] te 's-Gravenhage aan de Benoordenhoutseweg nr. 23, ten kantore van de advocaat en procureur Mr. F.R.A. Schaaf".
[Eiser] heeft, hoewel hiertoe ter rolle enige malen in de gelegenheid gesteld, geen akte van domiciliekeuze overgelegd.
2.2 Blijkens het bestreden arrest is niet mr. F.R.A. Schaaf maar mr. D.A. Schreuder in de vorige instantie als procureur voor de gebroeders [...] opgetreden. [eiser] heeft een brief van mr. Schreuder aan zijn advocaat overgelegd waarin mr. Schreuder meedeelt dat zij de zaak overdraagt aan mr. Schaaf, die blijkbaar op hetzelfde adres kantoor hield. [eiser] is vervolgens door de rolraadsheer in de gelegenheid gesteld om een brief van mr. Schaaf over te leggen waaruit zou blijken dat het uitgebrachte exploit naar de gebroeders [...] is doorgestuurd, maar [eiser] heeft hieraan niet voldaan.
Wel heeft hij een deurwaardersexploit overgelegd, dat op 4 september 2001 is uitgebracht "aan de door [de gebroeders [...]] te dezer zake uitdrukkelijk gekozen domicilie te [woonplaats] aan de [a-straat 1], ten woonplaatse van [betrokkene B]", waarbij de dagvaarding aan de gebroeders [...] betekend werd en zij werden opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 7 september 2001. Dit exploit voldoet echter reeds daarom niet aan de eisen die art. 92 lid 1 Rv. stelt aan een herstelexploit, omdat het niet is uitgebracht voor de dienende dag.
2.3 Nu op grond van hetgeen in 2.1 is overwogen, niet kan worden aangenomen dat de gebroeders [...] op de voet van art. 1:15 BW domicilie hebben gekozen ten kantore van mr. Schaaf, lijdt het exploit van dagvaarding aan een gebrek dat nietigheid meebrengt en moet het gevraagde verstek worden geweigerd. Aangezien het gebrek van dien aard is dat aannemelijk is dat het exploit de gebroeders [...] niet heeft bereikt, moet ingevolge art. 93 lid 2 Rv. voorts de nietigheid van de dagvaarding worden uitgesproken.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
weigert het gevraagde verstek;
verklaart de dagvaarding in cassatie nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 23 november 2001.