ECLI:NL:HR:2001:AD3988

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C99/329HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • C.H.M. Jansen
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de Gemeente Hilversum inzake schadevergoeding

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiser 2], de Gemeente Hilversum gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam met een vordering tot schadevergoeding van ƒ 3.820.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 1991. De Gemeente heeft de vordering bestreden. Na een comparitie van partijen op 22 maart 1994, heeft de Rechtbank op 17 september 1997 de vordering afgewezen. Hierop hebben eisers hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat bij arrest van 15 juli 1999 de vonnissen van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben eisers cassatie ingesteld. De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 9.507,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, zonder nadere motivering, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

16 november 2001
Eerste Kamer
Nr. C99/329HR
MP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1], wonende te [woonplaats], Spanje,
2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats]
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A. Leijten,
t e g e n
DE GEMEENTE HILVERSUM, zetelende te Hilversum,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser 1] en [eiser 2] - hebben bij exploit van 14 juli 1992 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd de Gemeente te veroordelen om aan [eiser 1] en [eiser 2] ten titel van schadevergoeding te voldoen ƒ 3.820.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente hierover ingaande 13 december 1991 tot de dag der algehele voldoening, alsmede om aan [eiser 1] en [eiser 2] te vergoeden de schade, zoals in de dagvaarding omschreven, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 29 december 1993 op 22 maart 1994 gehouden comparitie van partijen heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 17 september 1997 de vordering afgewezen.
[Eiser 1] en [eiser 2] hebben tegen beide vonnissen van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 15 juli 1999 heeft het Hof de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd en verstaan dat het incidenteel hoger beroep niet aan de orde komt.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben [eiser 1] en [eiser 2] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op ƒ 9.507,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren C.H.M. Jansen, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 16 november 2001.