ECLI:NL:HR:2001:AD3988
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- C.H.M. Jansen
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de Gemeente Hilversum inzake schadevergoeding
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiser 2], de Gemeente Hilversum gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam met een vordering tot schadevergoeding van ƒ 3.820.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 1991. De Gemeente heeft de vordering bestreden. Na een comparitie van partijen op 22 maart 1994, heeft de Rechtbank op 17 september 1997 de vordering afgewezen. Hierop hebben eisers hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat bij arrest van 15 juli 1999 de vonnissen van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben eisers cassatie ingesteld. De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 9.507,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, zonder nadere motivering, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.