ECLI:NL:HR:2001:AD3995

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/025HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van verzoeker tegen beslissing Raad van Appel in tuchtrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [verzoeker] tegen een beslissing van de Raad van Appel in een tuchtrechtelijke procedure. De klacht, ingediend door [betrokkene A] op 17 maart 1997, werd aanvankelijk ongegrond verklaard door de Raad van Toezicht op 5 december 1997. [Betrokkene A] ging in beroep, waarna de Raad van Appel op 10 augustus 1999 de klacht gegrond verklaarde en [verzoeker] voor een week schorste. [Verzoeker] verzocht om opschorting van deze maatregel en om herziening van de beslissing van de Raad van Appel. Tijdens de behandeling op 17 november 1999 diende [verzoeker] een wrakingsverzoek in tegen de leden van de Raad van Appel, maar dit werd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van Appel verklaarde vervolgens het verzoek tot opschorting niet-ontvankelijk en ontzegde de herziening van de eerdere beslissing. [Verzoeker] ging in cassatie tegen de beslissing van het Hof en de Raad van Appel. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat er geen beroep in cassatie openstaat tegen tuchtrechtelijke beslissingen in de Nederlandse Antillen, en verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Uitspraak

26 oktober 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R00/025HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het verzoek van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats], Curaçao Nederlandse Antillen,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J. Bronkhorst,
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij op 17 maart 1997 door de secretaris van de Raad van Toezicht van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, ontvangen brief heeft [betrokkene A] een klacht, als bedoeld in art. 20 van de Advocatenlandsverordening 1959 (hierna: ALV) ingediend tegen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] -.
Na behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 21 november 1997 heeft de Raad van Toezicht bij beslissing van 5 december 1997 de klacht, bestaande uit twee onderdelen, ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing is [betrokkene A] bij akte van appel van 5 januari 1998 in beroep gekomen bij de Raad van Appel.
Bij beslissing van 10 augustus 1999 heeft de Raad van Appel de beslissing waarvan beroep vernietigd, de klacht in beide onderdelen gegrond verklaard en aan [verzoeker] de straf van schorsing voor een week, met ingang van 1 september 1999, opgelegd.
Met een op 30 augustus 1999 ter griffie van de Raad van Appel ingekomen verzoekschrift heeft [verzoeker] verzocht om te bepalen dat de tenuitvoerlegging van de door de Raad van Appel bij voormelde beslissing opgelegde maatregel wordt opgeschort totdat omtrent het onderhavige herzieningsverzoekschrift is beslist. Voorts heeft hij verzocht de beslissing van de Raad van Appel van 10 augustus 1999 te herzien, in dier voege dat de klacht van [betrokkene A] alsnog op beide gronden ongegrond wordt verklaard.
Op de voor de behandeling bepaalde zittingsdatum, 17 november 1999, heeft [verzoeker] een akte houdende het verzoek tot wraking van de leden van de Raad van Appel, bestaande uit: [betrokkene B], [betrokkene C] en [betrokkene D], genomen. De Raad van Appel heeft dit wrakingsverzoek doorgeleid naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: het Hof).
Bij beslissing van 17 november 1999 heeft het Hof [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.
Hierna heeft de Raad van Appel het herzieningsverzoek behandeld. Bij beslissing van 14 december 1999 heeft de Raad voor Appel het verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de door de Raad van Appel bij beslissing van 10 augustus 1999 opgelegde maatregel, totdat omtrent het onderhavige herzieningsverzoek is beslist, niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek tot herziening van de beslissing van de Raad van Appel van 10 augustus 1999 ontzegd.
De beslissing van het Hof van 17 november 1999 en die van de Raad van Appel van 14 december 1999 zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beslissing van 17 november 1999 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De gewraakte leden van de Raad van Appel hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Ten aanzien van het verloop van het geding wordt verwezen naar de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-Van Gent onder 1.1 - 1.10.
3.2 Art. 1 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen houdt voor zover hier van belang in, dat De Hoge Raad ten aanzien van burgerlijke en strafzaken in de Nederlandse Antillen en Aruba in overeenkomstige gevallen, op overeenkomstige wijze en met overeenkomstige rechtsgevolgen als ten aanzien van burgerlijke en strafzaken in Nederland, kennis neemt van een beroep in cassatie.
3.3 Het Hof heeft zijn beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn verzoek tot wraking van leden van de Raad van Appel genomen in de bij die Raad op de voet van art. 26 Advocatenlandsverordening aanhangige herzieningsprocedure. In die procedure werd herziening gevraagd van een eerdere tuchtrechtelijke uitspraak van de Raad van Appel.
3.4 Tegen beslissingen genomen bij de uitoefening van de tuchtrechtspraak op de voet van art. 46 e.v. Advocatenwet in Nederland staat geen beroep in cassatie open. Gelet op het bepaalde in art. 1 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen moet dan ook worden aangenomen dat tegen beslissingen genomen in een tuchtrechtelijke procedure tegen een advocaat in de Nederlandse Antillen evenmin beroep in cassatie kan worden ingesteld. Dit betekent dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 oktober 2001.