ECLI:NL:HR:2001:AD4348
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk doen van onjuiste aangifte inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 1991. De verdachte had in zijn aangifte vermeld dat er een bedrag van f 57.677 aan loonbelasting en premies volksverzekeringen was ingehouden, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. De verdachte was zich bewust van de financiële problemen van zijn werkgever en had slechts een deel van zijn salaris ontvangen. Ondanks deze kennis heeft hij nagelaten te verifiëren of de inhoudingen daadwerkelijk waren verricht.
Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat het doen van een onjuiste aangifte, zoals in dit geval, kan leiden tot te weinig belastingheffing, wat in strijd is met de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal overgenomen, die stelde dat het beroep in cassatie verworpen moest worden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld en dat het verweer van de verdachte niet op voldoende wijze was onderbouwd.
De Hoge Raad heeft de veroordeling van de verdachte bevestigd, waarbij hij is bestraft met een geldboete van vijfduizend gulden, subsidiair vijftig dagen hechtenis. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 23 oktober 2001, en de zaak is geregistreerd onder nummer 02267/00. De beslissing van de Hoge Raad is definitief, en er zijn geen gronden gevonden om de bestreden uitspraak te vernietigen.