ECLI:NL:HR:2001:AD4500

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/122HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot afgifte van bonusregeling en rechtsgang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de COÖPERATIEVE AAN- EN VERKOOPVERENIGING H.F.G. HORECA FOOD GROUP U.A. (hierna: HFG) en HOKA SNACKS WASPIK B.V. (hierna: Hoka). HFG had Hoka gedagvaard voor de Rechtbank te Breda, waarbij Hoka vorderde dat HFG zou worden veroordeeld tot afgifte van het saldo uit hoofde van de bonusregeling over de jaren 1988, 1990 en 1991, vermeerderd met wettelijke rente. HFG bestreed de vordering en de Rechtbank heeft Hoka toegelaten tot bewijslevering. Na getuigenverhoren heeft HFG een incidentele conclusie ingediend, waarin zij Hoka verzocht om opheffing van door Hoka gelegde derdenbeslagen. De Rechtbank heeft in haar vonnis van 17 maart 1998 HFG gelast haar jaarstukken te deponeren en de zaak naar de rol verwezen voor verdere conclusies. HFG heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd en de zaak heeft verwezen naar de Rechtbank voor verdere procedure. HFG heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en HFG veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-Van Gent strekte tot verwerping van het beroep, hetgeen door de Hoge Raad is overgenomen. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsgang en de beoordeling van vorderingen in civiele zaken, met name in het kader van bewijslevering en de gevolgen van hoger beroep.

Uitspraak

21 december 2001
Eerste Kamer
Nr. C00/122HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
COÖPERATIEVE AAN- EN VERKOOPVERENIGING H.F.G. HORECA FOOD GROUP U.A., gevestigd te 's-Hertogenbosch,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
HOKA SNACKS WASPIK B.V., gevestigd te Waspik, gemeente Waalwijk,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Hoka - heeft bij exploit van 29 juni 1995 eiseres tot cassatie - verder te noemen: HFG - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd - voor zover in cassatie van belang - HFG te veroordelen tot afgifte aan Hoka van het aan Hoka toekomende saldo uit hoofde van de bonusregeling over 1988, 1990 en 1991, welk saldo dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid c.q. vanaf 1 januari 1992 c.q. vanaf 6 april 1994 tot aan de dag der betaling.
HFG heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 24 september 1996, alvorens verder te beslissen, Hoka tot bewijslevering toegelaten. Na getuigenverhoor op 8 januari 1997 en 23 april 1997 heeft HFG bij incidentele conclusie gevorderd Hoka bij provisioneel vonnis te veroordelen tot - kort gezegd - primair, opheffing van zes door Hoka ten laste van HFG gelegde derdenbeslagen, subsidiair, tot opheffing van drie van die beslagen, meer subsidiair, tot aanzegging aan laatstbedoelde drie debiteuren van HFG dat het beslag een beperktere strekking heeft.
Bij vonnis van 17 maart 1998 heeft de Rechtbank, in de hoofdzaak, HFG gelast (kopieën van) haar jaarstukken over de jaren 1988, 1990 en 1991 te deponeren bij de griffie van de Rechtbank, de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een conclusie door Hoka als in de rechtsoverwegingen aangegeven en voorts iedere verdere beslissing aangehouden. In het incident heeft de Rechtbank de primaire en subsidiaire provisionele vordering afgewezen en de meer subsidiaire provisionele vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft HFG hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Hoka heeft incidenteel appel ingesteld.
Bij memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, heeft Hoka haar eis vermeerderd met een subsidiaire eis tot betaling althans afgifte van het uit de jaarstukken van HFG blijkende tegoed ten name van Hoka uit hoofde van de rekening-courant met HFG.
HFG heeft zich bij akte verzet tegen deze wijziging van eis.
Het Hof heeft bij beschikking van 20 april 1999 het verzet ongegrond verklaard. Na verder processueel debat heeft het Hof bij arrest van 16 november 1999, in het principaal en incidenteel appel, het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de zaak naar de Rechtbank te Breda verwezen teneinde voort te procederen op de wijze als in het vonnis van 17 maart 1998 is aangegeven.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft HFG beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Hoka heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Hoka toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-Van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-Van Gent.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt HFG in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hoka begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 21 december 2001.