ECLI:NL:HR:2001:AD4936
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschil tussen verzoekster en de gemeente over beëindiging huurovereenkomst en ontruimingstermijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [verzoekster] en de gemeente Hellevoetsluis. De zaak betreft een huurgeschil waarbij [verzoekster] een gedeelte van de loswal aan de [a-straat] te [vestigingsplaats] huurde van de gemeente. De gemeente had de huurovereenkomst per 1 januari 1999 opgezegd, waarna [verzoekster] in cassatie ging tegen de beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 15 februari 2001. De Rechtbank had de opzegging van de huurovereenkomst door de gemeente bekrachtigd en de ontruimingstermijn verlengd tot 1 januari 2001.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank in haar beoordeling van de belangenafweging tussen [verzoekster] en de gemeente niet onjuist had geoordeeld. De gemeente was vrij om de huurovereenkomst te beëindigen, aangezien het gehuurde niet onder de bescherming van de Huurwet viel. De Hoge Raad verwierp de klachten van [verzoekster] en oordeelde dat de Rechtbank niet onredelijk had gehandeld door de belangen van de gemeente zwaarder te laten wegen dan die van [verzoekster].
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft gevolgd. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van [verzoekster], die is veroordeeld tot betaling van ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris aan de gemeente.