ECLI:NL:HR:2001:AD5030
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De Belastingdienst had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 58.305. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur deze aanslag. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de aanslag heeft verminderd tot ƒ 52.474. Belanghebbende ging echter in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard. De Staatssecretaris van Financiën had in zijn verweerschrift de klacht van belanghebbende gegrond geacht. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 49.225. Tevens gelastte de Hoge Raad dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van ƒ 160 aan belanghebbende vergoedt.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had verzuimd rekening te houden met artikel 46, lid 7, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dat bepaalt dat het onzuivere inkomen van de echtgenote van belanghebbende ook in de berekening moet worden betrokken. De Hoge Raad concludeerde dat de desbetreffende uitgaven van belanghebbende aftrekbaar zijn tot een bedrag van tien procent van het gezamenlijke onzuivere inkomen, wat resulteert in een belastbaar inkomen van ƒ 49.225. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan zonder verdere proceskostenveroordeling.