ECLI:NL:HR:2001:AD5032
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de voorwaarden voor vrijstelling bij hervestiging van landbouwbedrijven
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 april 2000, betreffende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De naheffingsaanslag van ƒ 81.900 werd opgelegd na de verkrijging van een onroerende zaak. Na bezwaar werd de aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof vernietigde deze en verlaagde de aanslag tot ƒ 78.900. Belanghebbende ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad beoordeelt de zaak aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 4 van de Regeling vrijstelling overdrachtsbelasting hervestiging landbouwbedrijven. Dit artikel stelt dat de hervestiging binnen dertien maanden moet plaatsvinden. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat deze termijn moet worden gerekend vanaf de dag van levering van de afgestane landerijen. Belanghebbende had zijn landbouwbedrijf in de gemeente Q en verkocht dit aan de gemeente, met een persoonlijk recht van gebruik tot 30 juni 1997. Vervolgens verwierf hij een melkveehouderijbedrijf in R, maar de Hoge Raad oordeelt dat de vrijstelling niet van toepassing is omdat de vereiste termijn niet is nageleefd.
De Hoge Raad concludeert dat de middelen II en III van belanghebbende geen behandeling behoeven, omdat de vrijstelling niet van toepassing is. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 2 november 2001.