ECLI:NL:HR:2001:AD5098
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag afvalstoffenbelasting en definitie van afvalstoffen
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de afvalstoffenbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995. De aanslag bedroeg ƒ 630.233, maar werd na bezwaar door de Inspecteur verminderd tot ƒ 249.581. Belanghebbende, die een stortplaats exploiteerde, ging in beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur bij het Hof, dat de aanslag en de uitspraak vernietigde. De Staatssecretaris van Financiën stelde cassatie in tegen deze uitspraak van het Hof.
In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende in het tijdvak van naheffing puin en licht verontreinigde grond had afgenomen van derden zonder een storttarief in rekening te brengen. De Inspecteur meende dat belasting verschuldigd was en legde de naheffingsaanslag op. Het Hof oordeelde dat de stoffen niet als afvalstoffen in de zin van de Wet milieubeheer konden worden aangemerkt, wat leidde tot de vernietiging van de naheffingsaanslag.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een te beperkte definitie van afvalstoffen had gehanteerd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de definitie van afvalstoffen in de Wet milieubeheer en de bijbehorende Europese richtlijnen niet zo beperkt moet worden opgevat dat stoffen die op milieuhygiënisch verantwoorde wijze nuttig kunnen worden toegepast, niet als afvalstoffen kunnen worden aangemerkt. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de middelen van de Staatssecretaris behoefden voor het overige geen behandeling.