ECLI:NL:HR:2001:AD5300
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Beëindiging alimentatieverplichting na scheiding en de gevolgen voor de vrouw
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, een verzoek ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage om zijn alimentatieverplichting jegens de vrouw, verweerster in cassatie, te beëindigen. Dit verzoek was gebaseerd op de Wet limitering alimentatie na scheiding. De Rechtbank heeft op 9 mei 2000 de alimentatieverplichting van de man vastgesteld op ƒ 1.340,-- per maand, met een verlaging naar ƒ 670,-- per maand in 2001, en beëindiging van de alimentatieverplichting in 2002. De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 13 december 2000 de beschikking van de Rechtbank heeft vernietigd en de alimentatieverplichting van de man verhoogd naar ƒ 1.750,-- per maand in 2000 en ƒ 1.500,-- per maand in 2001, met een doorlopende verplichting tot 2006.
De man heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de vrouw in de procedure had verzwegen dat zij een IOAW-uitkering ontving. De Hoge Raad oordeelde dat de gevolgen van de beëindiging van de alimentatie voor de vrouw ingrijpend zijn, en dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de alimentatieverplichting niet beëindigd kon worden. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van de beschikking van het Hof en verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de beschikking van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de financiële situatie van beide partijen bij de beoordeling van alimentatieverplichtingen na scheiding.