ECLI:NL:HR:2001:AD5322

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/039HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot ontbinding van een overeenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft Anibo Assurantiën B.V. (hierna: Anibo) een vordering ingesteld tegen [Verweerder] tot ontbinding van een overeenkomst en schadevergoeding, op basis van een beweerde ondeugdelijke nakoming door [Verweerder]. De vordering werd in eerste instantie afgewezen door de Rechtbank, waarna Anibo in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, maar verwees de zaak terug naar de Rechtbank voor verdere afdoening. Anibo heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, waarbij verstek is verleend tegen de niet verschenen [Verweerder]. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte de vordering van Anibo heeft afgewezen op grond van artikel 6:89 BW, omdat [Verweerder] niet had betoogd dat Anibo niet tijdig had geprotesteerd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werden de kosten van het geding in cassatie gereserveerd tot de einduitspraak, waarbij de kosten tot op dat moment aan de zijde van Anibo werden begroot op ƒ 729,86 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.

Uitspraak

23 november 2001
Eerste Kamer
Nr. C00/039HR
MP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ANIBO ASSURANTIËN B.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.J.Th. de Bree,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [Verweerder] - heeft bij exploit van 6 november 1996 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Anibo - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd Anibo te veroordelen om aan [verweerder] te betalen ƒ 10.367,35, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van ƒ 9.120,35 vanaf de dag van dagvaarding tot die der algehele voldoening.
Anibo heeft de vordering bestreden en harerzijds in reconventie gevorderd [verweerder] te veroordelen om aan haar een bedrag ter zake van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over het nader te bepalen schadebedrag vanaf 15 november 1996 althans vanaf 4 februari 1997.
[verweerder] heeft de vordering in reconventie bestreden.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 18 februari 1997 op 14 april 1997 gehouden comparitie van partijen hebben partijen hun eis over en weer vermeerderd.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 18 februari 1998 in conventie zowel Anibo als [verweerder] tot bewijslevering toegelaten en iedere verdere beslissing aangehouden en in reconventie de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Anibo hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij memorie van grieven heeft Anibo gevorderd het vonnis van de Rechtbank van 18 februari 1998 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
in conventie:
1. [verweerder] in zijn oorspronkelijke vordering in conventie niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem die vordering te ontzeggen;
in reconventie:
2.a. te ontbinden, althans ontbonden te verklaren de overeenkomst tussen partijen, met veroordeling van [verweerder] om aan Anibo te betalen een bedrag van ƒ 2.344,13, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van vermeerdering van eis in reconventie (23 september 1997);
b. [verweerder] te veroordelen aan Anibo te betalen een bedrag ter zake van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente over het nader te bepalen schadebedrag vanaf 15 november 1996 althans vanaf de datum van het instellen van de eis in reconventie (4 februari 1997).
[Verweerder] heeft incidenteel appel ingesteld.
Bij arrest van 19 oktober 1999 heeft het Hof, in het principaal en in het incidenteel appel:
- het in conventie en in reconventie gewezen vonnis waarvan beroep bekrachtigd, met dien verstande dat in het dictum in conventie een kennelijke verschrijving werd hersteld;
- de zaak naar de Rechtbank te 's-Gravenhage verwezen ter verdere afdoening en berechting met inachtneming van het arrest van het Hof.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Anibo beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor Anibo toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, met reservering van een beslissing over de kosten tot aan de einduitspraak.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat hier, voor zover in cassatie van belang, kort gezegd om een door Anibo tegen [verweerder] ingestelde vordering, strekkende tot ontbinding, althans ontbondenverklaring, van een tussen partijen gesloten overeenkomst en tot schadevergoeding, een en ander op grond van een door Anibo beweerde ondeugdelijke nakoming aan de zijde van [verweerder].
3.2 Het Hof was van oordeel dat deze vordering moest worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken was dat Anibo over de harerzijds beweerde ondeugdelijke nakoming bij [verweerder] had geprotesteerd of anderszins had geklaagd, zodat Anibo reeds op grond van het bepaalde in art. 6:89 BW haar rechten dienaangaande had verloren.
3.3 Onderdeel I klaagt terecht dat, nu [verweerder] in de feitelijke instanties niet had betoogd dat de onderhavige vordering moest worden afgewezen omdat Anibo in de zin van art. 6:89 niet tijdig bij haar had geprotesteerd, het Hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door de vordering van Anibo reeds daarop te laten stranden.
3.4 Ook onderdeel III is, althans voor een deel, terecht voorgesteld. Anibo heeft immers in hoger beroep onder meer een bewijsaanbod door getuigen gedaan, klaarblijkelijk hierop neerkomend dat de prestatie van [verweerder] ondeugdelijk was, welk bewijsaanbod het Hof, gelet op de grondslag van de vordering, niet "als niet relevant" ter zijde mocht stellen.
3.5 Na hetgeen hiervoor werd overwogen behoeven de overige klachten geen behandeling meer.
3.6 Omdat [verweerder] de als voormeld terecht bestreden beslissingen niet heeft uitgelokt noch in cassatie heeft verdedigd, zal de Hoge Raad de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie reserveren tot de einduitspraak, waarbij deze kosten zullen worden gebracht ten laste van de partij die daarbij in het ongelijk zal worden gesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 oktober 1999;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van Anibo op ƒ 729,86 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris, en aan de zijde van [verweerder] op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen als voorzitter, J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 23 november 2001.