ECLI:NL:HR:2001:AD5343
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over contractuele boete en aanbiedingsplicht in huurovereenkomst
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Basten Batenburg, Domeva en een andere verweerster gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. De eiseres vorderde primair een hoofdelijke veroordeling van de verweersters tot betaling van een contractuele boete van ƒ 250.000,-- en schadevergoeding wegens het niet nakomen van de aanbiedingsplicht en het schenden van het voorkeursrecht uit een notariële akte. Daarnaast werd voorwaardelijk gevorderd om de huurovereenkomst te wijzigen, zodat een bepaling over de aanbiedingsplicht vervalt. De verweersters hebben de vordering bestreden, waarna de Rechtbank op 21 november 1997 de vordering afwees.
Eiseres ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar zij haar eis vermeerderde met de wettelijke rente vanaf 20 december 1996. Het Hof verklaarde het verzet van de verweersters tegen de eisvermeerdering ongegrond, maar gegrond voor een andere eisvermeerdering. Uiteindelijk bekrachtigde het Hof op 10 juni 1999 het vonnis van de Rechtbank. Eiseres stelde cassatie in tegen dit arrest, waarop de verweersters concludeerden tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.H.J. Mijnssen, heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters werden begroot op ƒ 6.157,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest werd openbaar uitgesproken op 9 november 2001.