ECLI:NL:HR:2001:AD5385
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie en opzetheling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig in Duitsland, was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Maastricht veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf voor deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en voor het medeplegen van opzetheling. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.J. Tieman. De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte beoordeeld, waaronder het derde middel dat zich richtte tegen de verwerping van het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdachte stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten zijn omdat de politie had nagelaten hem tijdig aan te houden, wat volgens hem had geleid tot een onnodig grote omvang van de zaak. De Hoge Raad verwierp deze opvatting en oordeelde dat de schade die was ontstaan niet het gevolg was van de nalatigheid van de politie, maar van het onrechtmatig handelen van de verdachte en zijn mededaders.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep werd verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een eerlijke behandeling van zaken, maar ook de verantwoordelijkheid van verdachten voor hun eigen handelen.