ECLI:NL:HR:2001:AD5440
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake poging tot diefstal met persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2001 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, dat op 14 december 1999 was uitgesproken. De aanvrager, geboren in Marokko in 1969, was veroordeeld voor poging tot diefstal waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De aanvrager stelde dat hij niet de dader was van het feit waarvoor hij was veroordeeld, maar dat een ander persoon zijn identiteit had aangenomen tijdens de aanhouding. Dit werd ondersteund door verklaringen van getuigen en een proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, waarin werd aangegeven dat de hoofdagent die de aanhouding had verricht, met zekerheid kon verklaren dat de aanvrager niet de persoon was die hij had aangehouden.
De Advocaat-Generaal, mr. Wortel, concludeerde dat de aanvraag tot herziening gegrond was en dat de aanvrager om doelmatigheidsredenen vrijgesproken diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor een persoonsverwisseling en dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze omstandigheid, de aanvrager zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond, schorste de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken en de noodzaak om persoonsverwisseling te voorkomen, vooral wanneer de vrijheid van een individu op het spel staat. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in het waarborgen van de rechtsbescherming van de aanvrager.