ECLI:NL:HR:2001:AD5440

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01692/00 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.M.M. Orie
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake poging tot diefstal met persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2001 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, dat op 14 december 1999 was uitgesproken. De aanvrager, geboren in Marokko in 1969, was veroordeeld voor poging tot diefstal waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De aanvrager stelde dat hij niet de dader was van het feit waarvoor hij was veroordeeld, maar dat een ander persoon zijn identiteit had aangenomen tijdens de aanhouding. Dit werd ondersteund door verklaringen van getuigen en een proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, waarin werd aangegeven dat de hoofdagent die de aanhouding had verricht, met zekerheid kon verklaren dat de aanvrager niet de persoon was die hij had aangehouden.

De Advocaat-Generaal, mr. Wortel, concludeerde dat de aanvraag tot herziening gegrond was en dat de aanvrager om doelmatigheidsredenen vrijgesproken diende te worden. De Hoge Raad oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor een persoonsverwisseling en dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze omstandigheid, de aanvrager zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond, schorste de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken en de noodzaak om persoonsverwisseling te voorkomen, vooral wanneer de vrijheid van een individu op het spel staat. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in het waarborgen van de rechtsbescherming van de aanvrager.

Uitspraak

18 september 2001
Strafkamer
nr. 01692/00 H
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aavraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 14 december 1999, ingediend door mr. A.W. Grijseels,
advocaat te Rotterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [plaats A] (Marokko) in 1969, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft bij onherroepelijk geworden vonnis van 14 december 1999 de aanvrager ter zake van "poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" gepleegd op 28 oktober 1999, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvraag tot herziening
2.1. De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat niet hij, maar een ander het bewezenverklaarde feit heeft begaan en dat deze bij zijn aanhouding tegenover de politie de personalia van de aanvrager heeft opgegeven.
2.3. Ter staving van de aanvraag is daarbij gevoegd
een kopie van een faxbrief van [betrokkene 1], directeur van
{...] B.V. van 15 maart 2000 gericht aan de advocaat van de aanvrager, die onder meer inhoudt:
"(...) [aanvrager] is op 28 oktober 1999 om ca. 8.15 uur op zijn werk verschenen en is na de gebruikelijke inpakwerkzaamheden om ca. 8.50 uur met zijn bestelauto voor de ochtendrit vertrokken. Desgewenst zijn volgende personen bereid deze verklaring onder ede te bevestigen: [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en ondergetekende".
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren en de aanvrager om doelmatigheidsredenen zal vrijspreken van het hem tenlastegelegde.
4.Beoordeling van de aanvraag
4.1. Naar aanleiding van de aanvraag is op verzoek van de Advocaat-Generaal Wortel door de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond een onderzoek ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn gerelateerd in een door P.L.H. van den Eng, brigadier van politie, op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal met bijlagen van 1 april 2001, onder meer inhoudende, voorzover hier van belang:
"Op 28 oktober 1999, omstreeks 5.15 uur werd op heterdaad een man als verdachte van poging tot diefstal door middel van verbreking aangehouden op de plaats delict in cafe 't Haantje aan de Bierens de Haanweg te Rotterdam. Deze verdachte gaf na zijn aanhouding op te zijn genaamd: [aanvrager], geboren [...]/69 te [plaats A], zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Na politieverhoor op 28 oktober 1999, waarin de verdachte het feit bekende, werd de verdachte die dag te 13.45 uur in verzekering gesteld. Bij dit verhoor gaf de verdachte op te zijn genaamd: [aanvrager], geboren [...]/69 te [plaats B], Marokkaanse nationaliteit, wonende [adres] te [...] [woonplaats].
(...)
Op maandag 19 maart 2001 werd door mij, verbalisant Van den Eng, na ontbieding vrijwillig in het politiebureau (...) gehoord, een man die opgaf te zijn genaamd: [aanvrager], geboren [...]/1969 te [geboorteplaats], Marokkaanse nationaliteit, wonende [adres] te [...] [woonplaats].
(...)
[Aanvrager] verklaarde voorts in loondienst te zijn bij [...] B.V. Als zodanig had hij daar op donderdag 28 oktober 1999 vanaf 07.30 uur werkzaamheden verricht. (...) Van dit verhoor maakte ik afzonderlijk proces-verbaal op, dat als bijlage wordt bijgevoegd. Nadat [aanvrager] zijn verklaring op elke pagina had ondertekend, vergeleek ik deze handtekeningen en de handtekening op diens rijbewijs met de handtekeningen die op donderdag 28 oktober 1999 door de verdachte waren geplaatst. Ik zag dat deze handtekeningen niet gelijkend waren.
(...)
Op maandag 19 maart 2001, omstreeks 19.10 uur, verscheen [aanvrager] voornoemd ter confrontatie in persoon wederom vrijwillig in het politiebureau IJsselmonde te Rotterdam. Deze confrontatie geschiedde vervolgens in persoon met de hoofdagent van regiopolitie Rotterdam Rijnmond, Andries de Groot. Deze hoofdagent was een van de verbalisanten bij de aanhouding van de verdachte van de poging tot diefstal door middel van verbreking in cafe 't Haantje aan de Bierens de Haanweg te Rotterdam op
28 oktober 1999.
Hoofdagent De Groot verklaarde vervolgens met stellige zekerheid dat de op dat moment in persoon voor hem verschenen [aanvrager] (...) niet de verdachte was die hij terzake voornoemd feit op 28 oktober 1999 had aangehouden. (...) Hiervan maakte genoemde hoofdagent afzonderlijk proces-verbaal op, dat als bijlage wordt bijgevoegd".
Evengenoemd als bijlage bijgevoegd proces-verbaal van A. de Groot, hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond, houdt in, voorzover hier van belang en zakelijk weergegeven als zijn relaas:
"Op maandag 19 maart 2001 (...) verscheen voor mij op het politiebureau (...) een persoon die bleek te zijn genaamd: [aanvrager], geboren [...]/1969 te [plaats B], wonende [adres], [...] [woonplaats]. Ik, verbalisant, kan met stellige zekerheid verklaren dat dit niet de man was die ik op 28 oktober 1999 heb aangehouden voor een poging diefstal in café "'t Haantje" aan de Bierens de Haanweg te Rotterdam. De man die ik heb aangehouden was namelijk korter van lengte. Tevens was deze man forser van postuur en hoofd. Ook had deze man een volle haardos".
4.2. De hierboven weergegeven inhoud van de processen-verbaal en de ter staving van de aanvrage overgelegde verklaring, weergegeven onder 2.3, leveren het ernstige vermoeden op dat in deze zaak sprake is van een persoonsverwisseling en dat de Politierechter, ware deze met die omstandigheid bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5.Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6.Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 14 december 1999;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 september 2001.