ECLI:NL:HR:2001:AD5458
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda met betrekking tot ontoerekeningsvatbaarheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2001 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda, dat op 29 juni 1998 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1950, had een veroordeling gekregen voor opzettelijke vernieling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, waarvoor hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week met een proeftijd van twee jaren had gekregen. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat de aanvrager ten tijde van het bewezenverklaarde feit lijdende was aan een paranoïde psychose, zoals geconcludeerd in een psychiatrisch rapport van psychiater R.J.H. Winter van 5 augustus 1998. Dit rapport was de rechter niet bekend geweest ten tijde van de uitspraak, wat volgens de aanvrager had moeten leiden tot ontslag van rechtsvervolging.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag gegrond was, omdat de nieuwe informatie over de geestelijke toestand van de aanvrager een ernstige twijfel opriep over de strafbaarheid van de aanvrager. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een hernieuwde behandeling op basis van artikel 467 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de Advocaat-Generaal, Fokkens, was dat de aanvraag gegrond verklaard moest worden en dat de zaak opnieuw onderzocht diende te worden. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis wordt opgeschort of geschorst, totdat de zaak opnieuw is behandeld.