ECLI:NL:HR:2001:AD5458

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00519/00 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.M.M. Orie
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda met betrekking tot ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2001 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda, dat op 29 juni 1998 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1950, had een veroordeling gekregen voor opzettelijke vernieling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, waarvoor hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week met een proeftijd van twee jaren had gekregen. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat de aanvrager ten tijde van het bewezenverklaarde feit lijdende was aan een paranoïde psychose, zoals geconcludeerd in een psychiatrisch rapport van psychiater R.J.H. Winter van 5 augustus 1998. Dit rapport was de rechter niet bekend geweest ten tijde van de uitspraak, wat volgens de aanvrager had moeten leiden tot ontslag van rechtsvervolging.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag gegrond was, omdat de nieuwe informatie over de geestelijke toestand van de aanvrager een ernstige twijfel opriep over de strafbaarheid van de aanvrager. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een hernieuwde behandeling op basis van artikel 467 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de Advocaat-Generaal, Fokkens, was dat de aanvraag gegrond verklaard moest worden en dat de zaak opnieuw onderzocht diende te worden. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis wordt opgeschort of geschorst, totdat de zaak opnieuw is behandeld.

Uitspraak

18 september 2001
Strafkamer
nr. 00519/00 H
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 29 juni 1998, ingediend door mr. P.A. Groenhuis, advocaat te Breda, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950, wonende te [woonplaats].
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda heeft bij zijn vonnis van 29 juni 1998 de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen" en 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week met een proeftijd van twee jaren.
2.De aanvraag tot herziening
2.1. De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat een rapport van de psychiater R.J.H. Winter van 5 augustus 1998 inhoudt
-als conclusie dat de aanvrager ten tijde van het bewezenverklaarde feit lijdende was aan een paranoïde psychose en
-als advies om hem als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Bekendheid met die psychiatrische rapportage zou volgens de aanvraag hebben geleid tot ontslag van rechtsvervolging. Dat dit rapport de rechter niet bekend is geweest wordt in de aanvraag toegelicht door er op te wijzen dat de Politierechter weliswaar tot het opmaken van het rapport opdracht heeft gegeven, maar vonnis heeft gewezen voordat het rapport was uitgebracht.
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch om de zaak opnieuw te laten onderzoeken en af te doen.
4.Beoordeling van de aanvraag
De namens de aanvrager gestelde wijze van totstandkoming van de aan de aanvraag ten grondslag gelegde
psychiatrische rapportage vindt steun in de stukken van het geding en de bij de aanvraag gevoegde bijlagen. De in het rapport van de psychiater Winter vervatte conclusie en het advies, zoals hiervoor onder 2.2 weergegeven, doet het ernstige vermoeden ontstaan dat, ware de Politierechter daarmee bekend geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot ontslag van rechtsvervolging op grond dat de verdachte niet strafbaar was.
5.Slotsom
Uit het vorenoverwogene vloeit voort, dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6.Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de
Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 29 juni 1998;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te
's-Hertogenbosch opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 september 2001.