ECLI:NL:HR:2001:AD5966

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02981/00 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.M.M. Orie
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake inbeslagname van een personenauto

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De zaak betreft een beklag van een klager die teruggave van een inbeslaggenomen personenauto vorderde. De inbeslagname was gebaseerd op artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in Marokko in 1966 en wonende te 's-Gravenhage, had een klaagschrift ingediend, maar de rechtbank had dit beklag ongegrond verklaard. De klager was van mening dat de rechtbank een onjuiste maatstaf had toegepast en onvoldoende had gemotiveerd waarom de auto niet aan hem kon worden teruggegeven.

De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zou moeten vernietigen en de zaak zou moeten terugwijzen naar de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd wie de sterkste rechten op de auto had en dat het belang van de strafvordering niet was beoordeeld. Hierdoor had de rechtbank een onjuiste maatstaf gehanteerd bij haar beslissing.

De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage voor een herbeoordeling van het beklag. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de rechten van de betrokken partijen bij inbeslagname en de noodzaak voor de rechtbank om duidelijk te motiveren waarom teruggave aan de klager niet mogelijk is.

Uitspraak

25 september 2001
Strafkamer
nr. 02981/00 B
AGJ/EDK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 3 juli 2000, nummer 09/050226-00, op een beklag als bedoeld in
artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[verzoeker], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats]
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door de klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenvermelde beschikking omschreven auto.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben mrs. D.V.A. Brouwer en J.M. Sjöcrona, beiden
advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de Rechtbank te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van het middel
3.1.Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd.
3.2. De bestreden beschikking houdt in, voorzover te dezen van belang, dat naast de klager, onder wie het
betreffende voorwerp - een personenauto met kenteken [aa-bb-00] - in beslag is genomen, een ander eveneens een klaagschrift op grond van art. 552a, eerste lid, Sv heeft ingediend, stellende dat hij eigenaar is van het inbeslaggenomen voorwerp.
3.3. Als motivering van de beslissing houdt de bestreden beschikking, voorzover voor de beoordeling van het
middel van belang, het volgende in:
"De Rechtbank is van oordeel dat het op grond van het thans voorliggende dossier en het verhandelde in raadkamer onvoldoende duidelijk is wie de sterkste rechten kan doen gelden ten aanzien van de auto. Van teruggave aan klager in deze stand van het onderzoek kan dan ook geen sprake zijn".
3.4. In een geval als het onderhavige dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd, in welk geval de teruggave aan die rechthebbende moet worden gelast.
3.5. Door het achterwege laten van een oordeel of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert en voorts te oordelen dat van teruggave aan klager geen sprake kan zijn omdat onvoldoende duidelijk is wie de sterkste rechten ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp kan doen gelden, heeft de Rechtbank bij het nemen van haar beslisssing een onjuiste maatstaf gehanteerd. Het middel is mitsdien terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5.Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande beklag opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.M. Orie en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2001.