ECLI:NL:HR:2001:AD6781
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd over het jaar 1985. De aanslag betrof een belastbaar inkomen van ƒ 714.504, met een verhoging van de nagevorderde belasting van ƒ 154.442. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding verleend. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur, alsmede de navorderingsaanslag vernietigde. De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het vertrouwensbeginsel in de weg staat aan het opleggen van de navorderingsaanslag. Belanghebbende kon redelijkerwijs afleiden uit een brief van de Inspecteur dat er over eerdere jaren geen navordering zou plaatsvinden. De Hoge Raad bevestigde dat de oordelen van het Hof geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en dat deze oordelen niet onbegrijpelijk zijn. De Staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op ƒ 426 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2001.