ECLI:NL:HR:2001:AD7448

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/058HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de opzegging van een huurovereenkomst door de gemeente Hellevoetsluis

In deze zaak heeft verzoekster tot cassatie, een huurder, zich gewend tot de Kantonrechter met het verzoek om de opzegging van de huurovereenkomst door de gemeente Hellevoetsluis niet-ontvankelijk te verklaren. Verzoekster stelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat deze in strijd was met het beginsel van misbruik van recht en het evenredigheidsbeginsel. Subsidiair vroeg verzoekster om verlenging van de termijn voor ontruiming van het gehuurde tot 1 januari 2001. De gemeente heeft het verzoek bestreden.

De Kantonrechter heeft op 4 februari 2000 het verzoek van verzoekster afgewezen en bepaald dat zij het gehuurde voor 1 augustus 2000 diende te ontruimen, met veroordeling van verzoekster in de proceskosten. Verzoekster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam, die op 15 februari 2001 de beschikking van de Kantonrechter heeft vernietigd en de proceskosten heeft gecompenseerd, maar het meer of anders verzochte heeft afgewezen. Verzoekster heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en verzoekster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris.

Uitspraak

21 december 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/058HR
NS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster] gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. D.H. de Witte,
t e g e n
DE GEMEENTE HELLEVOETSLUIS, gevestigd te Hellevoetsluis,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 november 1999 ter griffie van het Kantongerecht ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: [verzoekster] - zich gewend tot de Kantonrechter aldaar en verzocht de door verweerster in cassatie - verder te noemen: de gemeente - gedane opzegging van de huurovereenkomst niet-ontvankelijk te verklaren primair, omdat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied wegens misbruik van recht, subsidiair omdat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Meer subsidiair heeft [verzoekster] de Kantonrechter verzocht om de termijn waarin haar verplichting om na het einde van de huur het gehuurde te ontruimen geschorst is, te verlengen met een jaar, derhalve tot 1 januari 2001, kosten rechtens.
De gemeente heeft het verzoek van [verzoekster] bestreden.
De Kantonrechter heeft bij beschikking van 4 februari 2000 (nr. 99-136) het verzoek van [verzoekster] afgewezen en de datum waarop [verzoekster] het door haar gebruikte gedeelte van de loswal ontruimd dient te hebben, bepaald op 1 augustus 2000 met veroordeling van [verzoekster] in de aan de zijde van de gemeente gevallen proceskosten.
Tegen deze beschikking heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 15 februari 2001 (nr. 00-192) in het door [verzoekster] ingestelde hoger beroep de beschikking van de Kantonrechter vernietigd en opnieuw rechtdoende de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep gecompenseerd in dier voege dat ieder de eigen kosten draagt, en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van de Rechtbank van 15 februari 2001 (nr. 00-192) is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank van 15 februari 2001 (nr. 00-192) heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De gemeente heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beoep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 21 december 2001.