ECLI:NL:HR:2001:ZC3646

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 augustus 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C99/289HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • W.H. Heemskerk
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbescherming bij onterecht uitgeleverde goederen op basis van vervalste fax

In deze zaak heeft Geka Beheer B.V. (hierna: Geka) Van Gend & Loos B.V. (hierna: Van Gend & Loos) gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht, waarbij Geka een vordering tot betaling van ƒ 114.535,51 met wettelijke rente heeft ingesteld. De vordering was gebaseerd op een opdracht tot het vervoeren van textielgoederen, die uiteindelijk niet zijn afgeleverd aan de juiste afnemer. Van Gend & Loos heeft de vordering bestreden, en na een comparitie van partijen en bewijslevering heeft de Rechtbank de vorderingen van Geka afgewezen. Geka heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de vonnissen van de Rechtbank heeft bekrachtigd.

Geka heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld, waarbij de kernvraag was of Van Gend & Loos een verwijt kon worden gemaakt voor het uitleveren van goederen op basis van een vervalste fax. De Hoge Raad oordeelde dat Van Gend & Loos erop mocht vertrouwen dat de fax afkomstig was van Geka, en dat het risico van de ontvangst van de vervalsing bij Geka lag. De Hoge Raad verwierp het beroep van Geka en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het aangaan van contracten en het risico dat een partij loopt wanneer zij met onbekende afnemers in zee gaat. De Hoge Raad heeft bevestigd dat het vertrouwen dat Van Gend & Loos had in de echtheid van de fax gerechtvaardigd was, en dat Geka niet voldoende maatregelen had genomen om haar belangen te beschermen.

Uitspraak

10 augustus 2001
Eerste Kamer
Nr. C99/289HR
NS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
GEKA BEHEER B.V., gevestigd te Sittard,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
VAN GEND & LOOS B.V., gevestigd te Houten,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1.Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Geka - heeft bij exploit van 3 augustus 1992 verweerster in cassatie - verder te noemen: Van Gend & Loos - gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en gevorderd Van Gend & Loos te veroordelen om aan Geka te betalen het bedrag van ƒ 114.535,51 met de wettelijke rente.
Van Gend & Loos heeft de vordering bestreden.
Nadat de Rechtbank bij rolbeschikking van 11 februari 1993 een comparitie van partijen had gelast, welke heeft plaatsgevonden op 3 mei 1993, heeft Geka haar eis gewijzigd en - kort gezegd - primair de schadeloosstelling op grond van artikel 21 CMR gevorderd. Subsidiair heeft Geka gevorderd de hoofdsom toe te wijzen, te vermeerderen met de hierover verschuldigde rente van 5% per jaar.
Bij tussenvonnis van 2 mei 1996 heeft de Rechtbank Geka tot bewijslevering toegelaten. Na getuigenverhoor aan beide zijden heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 31 juli 1997 de vorderingen afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de Rechtbank heeft Geka hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Van Gend & Loos heeft voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld.
Bij arrest van 27 mei 1999 heeft het Hof de bestreden vonnissen, met verbetering van gronden, bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Geka beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Van Gend & Loos heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten alsmede door mr. W.J. Haeser voor Geka en mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai voor Van Gend & Loos, beiden advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 21 mei 1992 heeft Geka aan Van Gend & Loos opdracht gegeven om een partij textielgoederen met een factuurwaarde van ƒ 107.595,72 te vervoeren. De goederen waren bestemd voor een (vermeende) afnemer van Geka, Zone Rouge te Brussel.
(ii) De fax van 21 mei 1992 van Geka aan Van Gend & Loos waarin Geka deze opdracht bevestigt, vermeldt:
"8 pallets goederen. Gelieve maandag 25-5 af te leveren in depot Ternat. Afnemer komt met bank gegarande cheque naar depot, gelieve deze door te faxen naar geka sittard t.a.v. [betrokkene A]. Na accoord eerst afleveren."
(iii) Op 26 mei 1992 heeft een zekere [betrokkene B] - van wie Geka had aangenomen dat hij werkzaam was voor Zone Rouge - zich gemeld bij Van Gend & Loos te Ternat in België. [Betrokkene B] heeft een cheque getoond, waarvan een afschrift door Van Gend & Loos aan Geka is verzonden. Een afschrift van deze cheque was al eerder aan Geka verzonden.
(iv) Medewerker [betrokkene C] van Geka heeft op 26 mei 1992 omstreeks 17.45 uur gebeld met medewerker [betrokkene D] van Van Gend & Loos in Ternat en medegedeeld dat de gefaxte cheque niet naar de wens van Geka was.
(v) Rond 21.10 uur diezelfde dag bereikte Van Gend & Loos te Ternat een fax op briefpapier van Geka, waarin wordt medegedeeld "dat de klanten vanavond nog de marchandise mogen komen afhalen". Van Gend & Loos heeft de goederen vervolgens aan [betrokkene B] uitgeleverd.
(vi) Achteraf is gebleken dat [betrokkene B] niet werkzaam was voor Zone Rouge en dat Zone Rouge geen goederen bij Geka heeft besteld. De aan [betrokkene B] geleverde goederen zijn, evenals [betrokkene B] zelf, onvindbaar gebleven. De aangeboden cheque is oninbaar.
(vii) De onder (v) genoemde fax was een vervalsing die niet van Geka afkomstig was en die zonder haar medeweten was verzonden.
3.2 De Rechtbank heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de vraag is of Van Gend & Loos een verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij de goederen heeft uitgeleverd nadat zij per telefax op briefpapier van Geka bericht had ontvangen dat zij de goederen mocht uitleveren. De Rechtbank heeft hieromtrent geoordeeld dat Van Gend & Loos niet behoefde te vermoeden dat de faxbrief in werkelijkheid niet van Geka afkomstig was. Gesteld noch gebleken is dat tussen partijen bijzondere afspraken zijn gemaakt omtrent de wijze waarop Geka haar akkoord zou geven en het komt voor risico van Geka dat haar afnemer onbevoegd gebruik heeft gemaakt van haar briefpapier. In haar eindvonnis heeft de Rechtbank daaraan nog toegevoegd dat de oplichting door [betrokkene B] primair is gelegen in de risicosfeer van Geka, die met [betrokkene B] heeft gecontracteerd, kennelijk zonder onderzoek naar diens identiteit en gegoedheid.
3.3 De door Geka in hoger beroep aangevoerde grief II was gericht tegen het oordeel van de Rechtbank, dat Van Gend & Loos geen verwijt kan worden gemaakt dat zij tot aflevering van de goederen is overgegaan.
3.4 Het Hof heeft deze grief verworpen en daartoe in rov. 4.5 als volgt geoordeeld:
"Naar het oordeel van het hof mocht Van Gend & Loos erop vertrouwen dat de valse fax van 26 mei 1992 waarin wordt bevestigd dat de goederen mogen worden afgehaald, afkomstig was van Geka, zodat haar geen verwijt kan worden gemaakt dat zij de goederen heeft afgegeven. Het briefpapier, inclusief lettertype, is immers hetzelfde als Geka hanteert en is kennelijk op de een of andere manier van briefpapier van Geka overgenomen. Dat degene die de fax heeft verzonden, daartoe in staat was komt voor rekening van Geka, die kennelijk zonder (voldoende) onderzoek met een haar onbekende afnemer in zee is gegaan. De Belgische zinswendingen hoefden de Belgische medewerker van Van Gend & Loos, in een Belgisch depot, niet te verbazen, evenmin als de ondertekening "[betrokkene E]", aangezien de betreffende medewerker immers al was gebeld door "[betrokkene E]" en zij hem een fax in het vooruitzicht had gesteld. Aldus heeft de getuige [betrokkene D], op dit punt onweersproken, immers verklaard."
3.5 Het middel bestrijdt het in 3.4 geciteerde oordeel van het Hof en de verwerping door het Hof van appelgrief II.
3.6 Het middel betoogt dat voor gerechtvaardigd vertrouwen op een in werkelijkheid niet bestaande vertegenwoordigingsbevoegdheid is vereist dat zulk vertrouwen is opgewekt door toedoen van de vertegenwoordigde, en klaagt dat daarvan in casu geen sprake is, nu Van Gend & Loos is afgegaan op een niet door Geka zelf gewekte schijn.
Deze klacht kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. Naar de kennelijke en in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijke uitleg door het Hof van de stellingen van partijen heeft het Hof het in dit geding te beoordelen geschil tussen partijen niet aldus opgevat dat het mede betrekking heeft op een vraag van al of niet bestaande vertegenwoordigingsbevoegdheid en van een in verband daarmee al of niet door Geka gewekte schijn. Het Hof heeft zich dan ook onthouden van een oordeel over een zodanige vraag.
3.7 De overige klachten van het middel kunnen aldus worden samengevat, dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft aangenomen dat Van Gend & Loos erop mocht vertrouwen dat de valse fax afkomstig was van Geka, zodat haar geen verwijt kan worden gemaakt dat zij de goederen heeft afgegeven. Het middel vermeldt daarbij een aantal omstandigheden waaruit het afleidt dat enerzijds niet aan Geka kan worden toegerekend dat zij onder "de gegeven voorwaarde" met een oplichter in zee is gegaan, en anderzijds Van Gend & Loos jegens Geka grotere zorgvuldigheid had kunnen en moeten betrachten, in het bijzonder door niet te vertrouwen op de valse fax.
3.8 Het Hof had de vraag te beantwoorden wie van partijen het risico behoorde te dragen van de ontvangst van en
het gevolg geven aan de fax, die later een vervalsing bleek te zijn en waarin misbruik was gemaakt van het briefpapier van Geka. Het Hof heeft deze vraag terecht beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Het Hof heeft in zijn door het middel bestreden oordeel niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl dit oordeel zozeer is verweven met waarderingen van feitelijke aard dat het voor het overige niet op juistheid kan worden getoetst. Het is niet onbegrijpelijk noch onvoldoende gemotiveerd. De klachten, hiervoor in 3.7 aangeduid, falen derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Geka in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Van Gend & Loos begroot op ƒ 2.907,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 10 augustus 2001.