ECLI:NL:HR:2001:ZC3692

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C99/353HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over toerekenbare tekortkoming en opschortingsrecht in softwareovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en Stichting Advocaten Software (SAS). De zaak begon met een vordering van SAS tegen [eiseres] voor betaling van een bedrag van ƒ 1.492,70, vermeerderd met wettelijke rente, wegens onbetaalde facturen voor meerwerk. [Eiseres] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat SAS toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van hun overeenkomst, die betrekking had op de levering en installatie van software. De Kantonrechter te Amsterdam heeft op 15 januari 1998 de vordering van SAS toegewezen en de reconventionele vordering van [eiseres] afgewezen.

Hierna heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam, waar zij haar eis heeft vermeerderd. De Rechtbank heeft op 28 juli 1999 het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd. Tegen deze uitspraak heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [eiseres] de meerwerkfacturen aan SAS verschuldigd is. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] verworpen en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat SAS zich terecht heeft beroepen op een retentie- en opschortingsrecht. De uitspraak van de Hoge Raad heeft geleid tot de verwerping van het cassatieberoep en de veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 623,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

Uitspraak

19 oktober 2001
Eerste Kamer
Nr. C99/353HR
CP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R. Menschaert,
t e g e n
STICHTING ADVOCATEN SOFTWARE, gevestigd te Lelystad,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. Vermeulen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: SAS - heeft bij exploit van 7 mei 1996 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor het Kantongerecht te Amsterdam en gevorderd [eiseres] te veroordelen om aan SAS te betalen de somma van ƒ 1.492,70 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en harerzijds in reconventie gevorderd te verklaren voor recht dat SAS toerekenbaar tekort is geschoten, en dat de overeenkomst met betrekking tot levering en installatie van het programma als ontbonden geldt en dat SAS gehouden is tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede ter restitutie aan [eiseres] te betalen de som van ƒ 3.619,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 1995 tot aan de dag der voldoening.
SAS heeft de vorderingen bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 15 januari 1998 de vordering in conventie toegewezen en in reconventie afge-wezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam. Zij heeft haar eis vermeerderd in dier voege dat zij tevens vordert
-te verklaren voor recht dat SAS toerekenbaar is tekortgeschoten c.q. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door gebruik te maken van haar retentie- en opschortingsrecht;
- SAS te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat.
Bij vonnis van 28 juli 1999 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
SAS heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten zoals die zijn vastgesteld door de Rechtbank in haar vonnis onder 2.
3.2 Bij nota's van 16 februari 1995, 22 februari 1995 en 10 april 1995 heeft SAS aan [eiseres] meerwerk in rekening gebracht voor in totaal ƒ 1141,34. Deze nota's zijn onbetaald gebleven. SAS heeft in conventie betaling gevorderd van deze nota's. [Eiseres] heeft verweer gevoerd tegen voormelde vordering en in reconventie gevorderd, verkort weergegeven en voor zover in cassatie van belang, ontbinding van de overeenkomst van 5 december 1994, vergoeding van haar schade op te maken bij staat en terugbetaling van hetgeen reeds is voldaan.
De Kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen.
In hoger beroep heeft [eiseres] haar eis aldus vermeerderd dat zij zich tevens erop heeft beroepen dat SAS toerekenbaar is tekortgeschoten c.q. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door gebruik te maken van haar retentie- en opschortingsrecht.
De Rechtbank heeft vooropgesteld dat de grieven beogen het geschil in volle omvang aan de Rechtbank voor te leggen en zich derhalve lenen voor gezamenlijke behandeling. Zij is tot de slotsom gekomen dat de grieven falen en heeft het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd.
3.3 De middelen I en II keren zich tegen het oordeel van de Rechtbank in haar rov. 7 dat [eiseres] de meerwerk-facturen aan SAS is verschuldigd, en de voor dit oordeel in rov. 6 gegeven motivering.
3.4 De Rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] niet met zoveel woorden heeft betwist dat door SAS daadwerkelijk tien extra uren zijn besteed aan instructie en dat door SAS bij pleidooi in hoger beroep nog onweersproken is gesteld dat SAS extra instructies heeft moeten geven op verzoek van [eiseres]. Deze oordelen, die van feitelijke aard zijn en derhalve in cassatie niet op juistheid kunnen worden getoetst, zijn tegen de achtergrond van het debat van partijen zoals daarvan blijkt uit de gedingstukken niet onbegrijpelijk noch onvoldoende gemotiveerd. De tegen deze oordelen gerichte klachten falen derhalve.
3.5.1Ook de klacht die erop neerkomt dat de Rechtbank ten onrechte de grondslag van de vordering, te weten: het verricht hebben van (extra) onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, heeft verlaten door zonder de wettelijk voorgeschreven wijziging van eis de vordering in conventie te beoordelen en toe te wijzen op de grondslag van verricht meerwerk bestaande in tien uren extra instructie, kan niet tot cassatie leiden.
3.5.2 In de dit geding inleidende dagvaarding is betaling gevorderd van de drie voormelde nota's met wettelijke rente. Met betrekking tot deze nota's is in deze dagvaarding vermeld dat zij betrekking hebben op onderhouds- en reparatiewerkzaamheden. Naar blijkt uit de verdere stukken van het geding, is onduidelijkheid blijven bestaan over de vraag op welke werkzaamheden deze nota's - die door partijen niet in het geding zijn gebracht - nu precies betrekking hadden. In de memorie van antwoord onder 11 is vermeld dat er slechts extra kosten in rekening zijn gebracht "voor extra werkzaamheden welke niet in het basispakket zijn verdisconteerd." Bij deze memorie zijn specificaties overgelegd bij de nota's van 16 en 22 februari 1995. Deze specificaties houden een urenver-antwoording in, waarin melding gemaakt wordt van reistijd en werkzaamheden.
3.5.3 Kennelijk en, in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijk, is de Rechtbank ervan uitgegaan dat de meerwerkfacturen betrekking hadden op "extra werkzaamheden welke niet in het basispakket zijn verdisconteerd".
3.5.4 In het audiëntieblad van de openbare terechtzitting van de voor de Rechtbank gehouden pleidooien is onder meer vermeld dat [betrokkene A], voorzitter van SAS, op een vraag van de voorzitter heeft medegedeeld dat de meer-werkfacturen betrekking hadden op extra instructie-uren, omdat de afgesproken acht uur aan instructie niet voldoende bleken te zijn. Met "de afgesproken acht uur aan instructie" wordt klaarblijkelijk gedoeld op de op 5 december 1994 afgesproken, door van Eeghen betaalde acht uur instructie.
3.5.5 Het in 3.5.2 - 3.5.4 overwogene leidt tot de slotsom dat de Rechtbank in conventie recht heeft gedaan op de in 3.5.3 vermelde grondslag, zoals desgevraagd toegelicht bij pleidooi. De in 3.5.1 vermelde klacht mist derhalve feitelijke grondslag.
3.6 Het oordeel van de Rechtbank dat [eiseres] de meer-werkfacturen die betrekking hebben op tien uren extra instructie, aan SAS verschuldigd is, geeft voorts niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk, noch onvoldoende gemotiveerd. Daarop stuiten de overige klachten van de middelen 1 en II af.
3.7 Middel III keert zich tegen het oordeel van de Rechtbank in haar rov. 9 dat SAS zich met recht heeft beroepen op een retentie- c.q. opschortingsrecht. Het middel faalt op de gronden vermeld onder 3.11 - 3.18 van de conclusie van de Advocaat-Generaal Spier.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SAS begroot op ƒ 623,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 19 oktober 2001.