ECLI:NL:HR:2001:ZC3696

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
R00/156HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omgangsregeling tussen vader en minderjarig kind

In deze zaak heeft de vader, verzoeker tot cassatie, op 17 oktober 1996 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch om een omgangsregeling te treffen met zijn minderjarige kind. De moeder, verweerster in cassatie, heeft het verzoek bestreden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn verzoek aangevuld met een subsidiair verzoek om een informatieregeling vast te leggen. De Rechtbank heeft op 5 november 1997 het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen, maar bepaald dat de moeder de vader éénmaal per kwartaal schriftelijk moet informeren over de ontwikkelingen van het kind en tweemaal per jaar een recente foto moet sturen.

De vader heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft bij tussenbeschikking van 12 januari 2000 de advocaat van de moeder opgedragen om een verslag van de behandelend psychiater over te leggen en te bevestigen dat de informatie en foto aan de vader waren verzonden. Bij eindbeschikking van 27 september 2000 heeft het Hof de bestreden beschikking bekrachtigd. De vader heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze eindbeschikking.

De Hoge Raad heeft op 28 september 2001 de zaak behandeld. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.K. Moltmaker was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen.

Uitspraak

28 september 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R00/156HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R. Kaya,
t e g e n
[De moeder], wonende te België,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 oktober 1996 ter griffie van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht een omgangsregeling te treffen tussen hem en [het] minderjarige [kind], bij voorkeur gedurende een weekend per veertien dagen, althans een zodanige regeling als de Rechtbank zal vermenen te behoren.
Verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - heeft het verzoek bestreden.
Bij de mondelinge behandeling door de Rechtbank heeft de vader zijn verzoek aangevuld in die zin dat hij subsidiair verzocht een informatieregeling als bedoeld in art. 1:377b BW vast te leggen.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 5 november 1997 het verzoek strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen en voorts bepaald dat de moeder éénmaal per kwartaal de vader schriftelijk dient te informeren over de ontwikkelingen van [het kind] en tweemaal per jaar een recente foto van [het kind] aan de vader ter hand dient te stellen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Nadat het Hof bij tussenbeschikking van 12 januari 2000 de advocaat van de moeder had opgedragen een verslag van de behandelend psychiater van [het kind] als vermeld in de tussenbeschikking onder 4.6 over te leggen alsmede ervoor zorg te dragen en te bevestigen dat de informatie over het vierde kwartaal 1999 en een goedlijkende recente foto aan de vader was verzonden, heeft het Hof bij eindbeschikking van 27 september 2000 de bestreden beschikking bekrachtigd.
De eindbeschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het Hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst J.K. Moltmaker strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 september 2001.