ECLI:NL:HR:2001:ZD2170
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem, waarin de vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen is toegewezen. De verdachte, geboren in 1944 in de Bondsrepubliek Duitsland, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De Hoge Raad heeft de zaak op 29 mei 2001 behandeld en geconcludeerd dat de bestreden beschikking vernietigd moet worden. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geadviseerd om de zaak te verwijzen naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe beslissing op de vordering van de Officier van Justitie.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden beschikking beoordeeld en vastgesteld dat de behandeling van de zaak in cassatie niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit tijdsverloop is niet gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden. De Hoge Raad heeft ook overwogen dat, indien de onttrekking aan het verkeer niet binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, de rechthebbende recht kan hebben op een billijke geldelijke tegemoetkoming, maar in dit geval zijn er geen gronden voor zo'n tegemoetkoming.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen andere redenen zijn om de bestreden beschikking te vernietigen. Het cassatieberoep is verworpen, en de beschikking is gegeven door de vice-president en twee raadsheren in raadkamer, met de griffier aanwezig. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting op 29 mei 2001.