ECLI:NL:HR:2001:ZD2556

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
02007/99
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.A.M. Orie
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak van de Politierechter inzake medeplegen van handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2001 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Almelo. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van vijftienhonderd gulden, subsidiair dertig dagen hechtenis, voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de kwalificatie en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de bewezenverklaarde feiten gekwalificeerd als 'medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, driemaal gepleegd'. De zaak is terugverwezen naar de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Almelo voor een nieuwe berechting van de strafoplegging.

De Politierechter had vastgesteld dat de verdachte samen met een ander meermalen hoeveelheden hashish en marihuana aan derden had verkocht en afgeleverd. De Hoge Raad oordeelde dat de Politierechter de feiten ten onrechte als misdrijf had gekwalificeerd, aangezien deze feiten een overtreding opleveren. Dit leidde tot de conclusie dat de Politierechter verzuimd had om voor elke overtreding afzonderlijk straf op te leggen, wat ook de reden was voor de vernietiging van de uitspraak.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing benadrukt dat de kwalificatie van de feiten verbeterd moest worden en dat de strafoplegging opnieuw beoordeeld dient te worden door de Politierechter. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president W.J.M. Davids en de raadsheren A.A.M. Orie en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van waarnemend-griffier E.H. Schulten.

Uitspraak

10 april 2001
Strafkamer
nr. 02007/99
LR/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie
tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Almelo van
3 december 1998, parketnummer 08/006523-98, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Politierechter heeft de verdachte ter zake van "medeplegen van: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van vijftienhonderd gulden, subsidiair dertig dagen hechtenis.
2.Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de kwalificatie en de strafoplegging, tot verbetering van de kwalificatie en tot terugwijzing van de zaak naar de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Almelo opdat de zaak voor wat betreft de strafoplegging opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. Ten laste van de verdachte is door de Politierechter overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard dat de verdachte, kort gezegd, samen met een ander meermalen hoeveelheden hashish en marihuana aan derden heeft verkocht en afgeleverd.
3.2. Naar blijkt uit de hiervoor onder 1 weergegeven kwalificatie heeft de Politierechter dat feit als misdrijf gekwalificeerd. Aangezien de bewezenverklaarde feiten een overtreding opleveren, dient de kwalificatie te luiden: "medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, driemaal gepleegd". De Hoge Raad zal de kwalificatie in deze zin verbeteren.
3.3. Dit brengt mee dat de Politierechter voor de bewezenverklaarde feiten heeft verzuimd met toepassing van art. 62 Sr voor elke overtreding afzonderlijk straf op te leggen. De bestreden uitspraak kan dus ook voor wat betreft de strafoplegging niet in stand blijven.
4.Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor genoemde gronden aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5.Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de kwalificatie en de strafoplegging;
Kwalificeert de bewezenverklaarde feiten als
"medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, driemaal gepleegd";
Wijst de zaak terug naar de Politierechter in de
Arrondissementsrechtbank te Almelo opdat de zaak voor wat de strafoplegging betreft opnieuw wordt berecht en
afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.A.M. Orie en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier E.H. Schulten, en uitgesproken op10 april 2001.