ECLI:NL:HR:2001:ZD2847
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Weigering medewerking aan ademonderzoek in verkeerszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Maastricht veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademonderzoek, zoals voorgeschreven in artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had na zijn aanhouding in Maastricht aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan een ademonderzoek, maar het ademanalyseapparaat bleek defect. De raadsman van de verdachte stelde dat de verdachte niet gedwongen kon worden om naar Valkenburg te gaan voor een nieuw onderzoek, en dat zijn gedrag niet als een weigering kon worden opgevat.
Het Hof verwierp dit verweer en bevestigde de eerdere veroordeling, waarbij de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van vijfhonderd gulden kreeg opgelegd. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof terecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de weigering om medewerking te verlenen aan het ademonderzoek. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte verplicht was om mee te werken aan het onderzoek, ook al was het apparaat in Maastricht defect. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden waren voor cassatie en de bestreden uitspraak niet vernietigd hoefde te worden.
De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuurders om mee te werken aan ademonderzoeken en de interpretatie van de Wegenverkeerswet in situaties waarin apparatuur niet functioneert. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak voor bestuurders om te voldoen aan aanwijzingen van opsporingsambtenaren, zelfs als dit betekent dat zij naar een andere locatie moeten worden gebracht voor het onderzoek.