3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] c.s. hebben op 26 april 1996 gekocht een winkel/woonhuis met ondergrond, erf en tuin aan de [a-straat 1/2] te [woonplaats]. De koopprijs bedroeg ƒ 300.000,-- en is betaald bij de levering op 1 juli 1996. In de transportakte worden B+R Holding en [eiser] samen als verkoper genoemd. Van het verkochte winkel/woonhuis was B+R Holding de (zogenoemde) economische eigenaar en [eiser] de juridische eigenaar.
(ii) Bij de onderhandelingen die voorafgingen aan het sluiten van de koopovereenkomst werd de verkopende partij vertegenwoordigd door de makelaar Kamper. [Verweerder] c.s. hebben hem gevraagd naar de betekenis van de scheuren die zich op kenbare wijze in de zij- en voorgevel van het pand bevonden. Daarop heeft Kamper medegedeeld dat er geen pand is van deze leeftijd (ca. 100 jaar) zonder scheuren.
(iii) [Verweerder] c.s. hebben het pand voorafgaand aan de koop doen taxeren. Daartoe is het rapport De Graaf uitgebracht. Dat rapport vermeldt dat de gevel redelijk was: "voegwerk slecht, scheurvorming zij- en voorgevel (…)." Het rapport vermeldt tevens: "Het is geen indicatie van de bouwkundige staat van het object."
(iv) Nadat zij na de koop door de gemeente erop waren gewezen dat de scheuren een aanwijzing zouden kunnen zijn voor problemen met de fundering, hebben [verweerder] c.s. na de overdracht van het pand een onderzoek laten instellen naar de toestand van de fundering. Daarop is in augustus 1996 het rapport Bresser uitgebracht, waarin onder meer wordt geconcludeerd dat het funderingshout matig tot slecht is en voorts dat aan de huidige fundering een beperkte levensduur kan worden toegekend van 10 tot 15 jaren. In dit rapport wordt geadviseerd om nieuwe stalen funderingspalen aan te brengen, die door middel van een betonnen constructievloer, ingehakt in de gevels, de bovenbouw van het pand moeten gaan dragen, waarvan de kosten worden begroot op ƒ 1.000,-- tot ƒ 1.250,-- per m² vloeroppervlakte, exclusief BTW.
(v) In een aan B+R Holding en [eiser] uitgebracht rapport Stam van 8-10-1990 is onder meer vermeld dat in het pand in de loop van de tijd een aantal scheuren is ontstaan als gevolg van zettingen in de fundering, die vrijwel zeker zijn veroorzaakt door onvoldoende draagvermogen van de palen. De mate waarin en de snelheid waarmee de scheuren zich voortzetten zijn niet verontrustend, maar de huidige toestand zou kunnen verslechteren indien de grondwaterstand zou worden verlaagd, of er in de directe nabijheid van het pand grondophogingen of grondwateronttrekking zouden plaatsvinden, aldus het rapport. In dit rapport wordt tevens als advies vermeld, dat het herstellen van de paalfundering een problematische zaak is; het aanbrengen van een nieuwe paalfundering met voldoende draagvermogen is de enige afdoende oplossing; de daaraan verbonden kosten zijn echter dermate hoog dat niet van een rendabele investering kan worden gesproken; het voorkomen dat op enigerlei wijze de belasting van de fundering zal toenemen lijkt het enige zinnige advies dat op dit moment kan worden gegeven, aldus het rapport. [Eiser] en B+R Holding hebben [verweerder] c.s. niet op de hoogte gesteld van de inhoud van dit rapport.