ECLI:NL:HR:2002:AD5830
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Herstel van gezag en omgangsregeling voor minderjarigen
In deze zaak heeft de vader, verzoeker tot cassatie, op 21 juli 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Rotterdam. Hij verzocht om hersteld te worden in het gezag over zijn minderjarige kinderen, geboren op 28 januari 1992, en om een omgangsregeling vast te stellen. De Rechtbank heeft op 9 september 1999 de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot herstel van het ouderlijk gezag, waarna de vader hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof heeft op 18 april 2001 de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep ten aanzien van de omgangsregeling, maar heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd voor zover het ging om het gezag. De vader werd alsnog ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot herstel in het gezag, maar dit verzoek werd afgewezen. Tegen deze beschikking heeft de vader cassatie ingesteld.
In cassatie heeft de Hoge Raad de middelen van de vader beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J.K. Moltmaker, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 11 januari 2002 de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de vader werd verworpen. De beslissing werd genomen door de vice-president P. Neleman als voorzitter, samen met de raadsheren J.B. Fleers en A.G. Pos. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.