ECLI:NL:HR:2002:AD6214
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor diefstal met geweld
Op 8 januari 2002 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. De verdachte, geboren in Marokko en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Lelystad, had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat de eerdere veroordeling door de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam had vernietigd en de verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden had opgelegd.
De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, voerde aan dat de aanzegging van het hoger beroep niet op de wettelijk voorgeschreven wijze was betekend, wat zou betekenen dat de appeldagvaarding onterecht was uitgebracht. De Hoge Raad oordeelde echter dat de raadsman van de verdachte tijdens de terechtzitting in hoger beroep niet had geklaagd over de geldigheid van de betekening, waardoor het verweer niet kon worden aangevoerd in cassatie. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen falen, omdat de raadsman de gelegenheid had om de klacht aan de appelrechter voor te leggen.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat er geen gronden waren voor cassatie en verwierp het beroep. Dit arrest werd uitgesproken door vice-president W.J.M. Davids en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs.