ECLI:NL:HR:2002:AD6986
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan Duitsland en de beoordeling van schrijffouten in het Haftbefehl
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Roermond, die op 20 juni 2001 de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland toelaatbaar had verklaard. De opgeëiste persoon, geboren op 12 november 1942 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in Penitentiaire Inrichting 'De Geerhorst' te Sittard, heeft beroep in cassatie ingesteld. De advocaat van de opgeëiste persoon, mr. J.F.M. Wasser, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden, maar uitsluitend omdat de rechtbank verzuimd heeft de feiten te vermelden waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank, door de feiten alsnog te vermelden, de uitspraak kan handhaven. De rechtbank had in haar uitspraak aangegeven dat de correctie door het Bayerisches Staatsministerium der Justiz niet in aanmerking kon worden genomen, omdat deze niet door een rechterlijke instantie mocht worden gecorrigeerd. De rechtbank heeft een kennelijke schrijffout in het Haftbefehl gecorrigeerd, wat door de Hoge Raad als niet onbegrijpelijk werd beschouwd.
De Hoge Raad heeft de middelen van de opgeëiste persoon verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de rechtbank voldoet aan de eisen van de Uitleveringswet, met betrekking tot de vermelding van de feiten waarvoor uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak en heeft het beroep verworpen.