ECLI:NL:HR:2002:AD7364
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot schadevergoeding en immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 15 juli 1998 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Breda. Eiser vorderde dat verweerder werd veroordeeld tot betaling van ƒ 12.471,14, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, alsook een vergoeding voor immateriële schade, door de Rechtbank vastgesteld op ƒ 5.000,-- of een door de Rechtbank te bepalen bedrag. Verweerder heeft de vordering bestreden. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 20 april 1999 eiser opgedragen bewijs te leveren van een schikkingsvoorstel gedaan door [betrokkene A] en dat verweerder de aanvaarding van dit aanbod heeft afgeraden. Tevens is bepaald dat van dit vonnis geen hoger beroep kan worden ingesteld dan tegelijk met het eindvonnis.
Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 17 april 2001 eiser niet-ontvankelijk verklaarde in zijn appel tegen het tussenvonnis en de zaak ter verdere berechting terugwees naar de Rechtbank. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De cassatiedagvaarding en het herstelexploit zijn aan het arrest gehecht. Verweerder is niet verschenen, en er is verstek verleend. De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen en eiser in de kosten te veroordelen.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerder begroot op nihil. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig, gezien artikel 81 RO. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 8 februari 2002.