ECLI:NL:HR:2002:AD7376

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/078HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van alimentatieverplichtingen in het kader van een echtscheiding

In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, een verzoek ingediend bij de Rechtbank te Roermond om de door hem te betalen kinderbijdrage voor zijn dochter [dochter 1] met ingang van 1 september 1999 op nihil te stellen. Tevens verzocht hij om een bijdrage van de vrouw voor [dochter 1] van ƒ 350,-- per maand. De vrouw heeft het verzoek bestreden. De Rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen, maar de vrouw ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft de beschikking van de Rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de bijdrage voor [dochter 1] gewijzigd, waarbij de bijdrage van de man werd vastgesteld op ƒ 275,-- per maand van 1 september 1999 tot 1 november 2000, en op nihil vanaf 1 november 2000. De man heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het Hof. De Hoge Raad heeft de beschikking van het Hof verbeterd, omdat de alimentatieverplichting ten name van de man op een vergissing berustte. De Hoge Raad heeft de beschikking van het Gerechtshof aldus verbeterd dat in plaats van '[de man]' nu '[de vrouw]' moet worden gelezen. Het beroep van de man is voor het overige verworpen.

Uitspraak

1 februari 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/078HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. A.R. Sturhoofd,
thans mr. W.I. Wisman,
t e g e n
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 16 september 1999 ter griffie van de Rechtbank te Roermond ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht - voor zover in cassatie van belang - te bepalen, met wijziging van haar beschikking d.d. 1 mei 1990, dat de door hem te betalen kinderbijdrage ten behoeve van dochter [dochter 1] met ingang van 1 september 1999 op nihil wordt gesteld en verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - te veroordelen tot betaling aan hem van een bijdrage voor [dochter 1] ad ƒ 350,-- per maand, eveneens met ingang van 1 september 1999. Bij nota van inlichtingen tevens vermeerdering verzoek heeft de man voorts verzocht dat ook de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van dochter [dochter 2] met ingang van 1 januari 2000 op nihil wordt gesteld.
De vrouw heeft - voor zover in cassatie van belang - het verzoek tot vaststelling van een bijdrage ten behoeve van [dochter 1] bestreden.
De Rechtbank heeft na een tussenbeschikking van 17 februari 2000 bij eindbeschikking van 31 augustus 2000 het verzoek van de man toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Zij heeft verzocht voormelde beschikking van de Rechtbank te vernietigen, voor zover betreft de daarbij per 1 september 1999 vastgestelde kinderbijdrage ten behoeve van [dochter 1], en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de man tot vaststelling van een bijdrage ten behoeve van [dochter 1] alsnog af te wijzen, althans een beslissing te nemen die het Hof in goede justitie redelijk en billijk zal oordelen.
Bij beschikking van 11 april 2001 heeft het Hof de op 31 augustus 2000 door de Rechtbank te Roermond tussen partijen gegeven beschikking, voor zover daarbij een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter 1] werd vastgesteld, vernietigd. In zoverre opnieuw rechtdoende heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank Roermond van 1 mei 1990 voor wat betreft de door [de man] ten behoeve van de opvoeding en verzorging van de minderjarige [dochter 1] te betalen bijdrage gewijzigd, en die bijdrage als volgt vastgesteld:
a. met ingang van 1 september 1999 tot 1 november 2000 op ƒ 275,-- per maand;
b. met ingang van 1 november 2000 op nihil.
Het meer of anders verzochte heeft het Hof afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot herstel van de bestreden beschikking, in die zin dat in het dictum in plaats van "[de man]" wordt gelezen: "[...]" (dan wel: "de vrouw"); en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De in onderdeel 1 aangevoerde klacht kan niet tot cas-satie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Onderdeel 2 klaagt erover dat in de beschikking van het Hof de alimentatieverplichting ten name van de man is uitgesproken, en niet ten name van de vrouw.
Nu deze veroordeling van de man kennelijk op een vergissing berust, zal de Hoge Raad de fout herstellen met verbetering van de beschikking van het Hof.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verbetert de beschikking van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 april 2001 aldus dat in het dictum in plaats van "[de man]" wordt gelezen: "[de vrouw]";
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 1 februari 2002.