ECLI:NL:HR:2002:AD7800
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohmann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een verstekvonnis wegens schending van procesregels in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder door de Rechtbank veroordeeld tot een geldboete van ƒ 150,-- voor overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 1994 van de gemeente Amsterdam. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, maar er werden geen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde dat de bestreden uitspraak diende te worden vernietigd en de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank te Amsterdam voor herbehandeling.
De Hoge Raad beoordeelde ambtshalve de bestreden uitspraak en constateerde dat de dagvaarding van de verdachte niet op de juiste wijze was uitgereikt, waardoor de termijn van tien dagen niet in acht was genomen. Dit was in strijd met de procesregels, aangezien de verdachte niet op de terechtzitting was verschenen en verstek tegen hem was verleend. De Rechtbank had het onderzoek ter terechtzitting moeten schorsen, maar heeft dit verzuimd, wat leidde tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim zo ernstig was dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De zaak werd terugverwezen naar de Rechtbank te Amsterdam, zodat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw kon worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een behoorlijke procesorde en de naleving van de wettelijke termijnen in strafzaken.