ECLI:NL:HR:2002:AD7800

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00325/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een verstekvonnis wegens schending van procesregels in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder door de Rechtbank veroordeeld tot een geldboete van ƒ 150,-- voor overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 1994 van de gemeente Amsterdam. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, maar er werden geen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde dat de bestreden uitspraak diende te worden vernietigd en de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank te Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad beoordeelde ambtshalve de bestreden uitspraak en constateerde dat de dagvaarding van de verdachte niet op de juiste wijze was uitgereikt, waardoor de termijn van tien dagen niet in acht was genomen. Dit was in strijd met de procesregels, aangezien de verdachte niet op de terechtzitting was verschenen en verstek tegen hem was verleend. De Rechtbank had het onderzoek ter terechtzitting moeten schorsen, maar heeft dit verzuimd, wat leidde tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak.

De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim zo ernstig was dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De zaak werd terugverwezen naar de Rechtbank te Amsterdam, zodat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw kon worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een behoorlijke procesorde en de naleving van de wettelijke termijnen in strafzaken.

Uitspraak

12 februari 2002
Strafkamer
nr. 00325/01
KD/LD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van
14 september 1999 in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter te Amsterdam van 25 november 1998 - de verdachte ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 2.8a, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordenning 1994 van de gemeente Amsterdam" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 150,--, subsidiair 3 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de Rechtbank te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. Volgens de akte van uitreiking gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om op 14 september 1999 op de terechtzitting van de Rechtbank in hoger beroep terecht te staan, is deze dagvaarding op 7 september 1999 uitgereikt op de wijze als voorgeschreven in art. 588, derde lid onder c, Sv. De in art. 413, eerste lid eerste volzin, Sv, in verband met de art. 425 (oud) en 426a, eerste lid, (oud) Sv, voorgeschreven termijn van tien dagen is dus niet in acht genomen.
3.2. Nu de stukken van het geding niets inhouden waaruit zou kunnen volgen dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van de verdachte en blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep de verdachte daar niet is verschenen en verstek tegen hem is verleend, had de Rechtbank het onderzoek ter terechtzitting op grond van art. 413 Sv in samenhang met art. 265, derde lid, Sv, een en ander in verband met de art. 425 (oud) en 426a, eerste lid,(oud) Sv, dienen te schorsen. De Rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting echter voortgezet nadat verstek tegen de niet verschenen verdachte was verleend.
3.3. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohmann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 12 februari 2002.