ECLI:NL:HR:2002:AD7858
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg inzake de ruilverkaveling Walcheren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 januari 2002 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [eiser] tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg. De Rechtbank had op 28 maart 2001 het bezwaar van [eiser] met betrekking tot een strook grond langs de [straat] niet-ontvankelijk verklaard en de overige bezwaren tegen het plan van toedeling voor de ruilverkaveling 'Walcheren' verworpen. Het vonnis van de Rechtbank is aan de beschikking van de Hoge Raad gehecht.
Het beroep in cassatie werd door [eiser] ingesteld bij verzoekschrift van 14 september 2001, dat op 18 september 2001 bij de Hoge Raad was ingekomen. De Advocaat-Generaal J.W. Ilsink heeft op 31 oktober 2001 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving.
De Hoge Raad overwoog dat ingevolge artikel 202 van de Landinrichtingswet, in verbinding met artikel 186 van dezelfde wet, tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank op bezwaren tegen het plan van toedeling geen rechtsmiddel openstaat. Daarnaast is vastgesteld dat het verzoekschrift niet was getekend door een advocaat bij de Hoge Raad, zoals vereist volgens artikel 426a, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.