ECLI:NL:HR:2002:AD8168
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de werking van het TRIPs-verdrag en voorlopige maatregelen in intellectuele eigendomszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder tussenarrest van 5 maart 1999. De zaak betreft een geschil tussen meerdere eisers en een verweerder over de toepassing van het TRIPs-verdrag, specifiek artikel 50, dat betrekking heeft op voorlopige maatregelen in intellectuele eigendomszaken. De Hoge Raad heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen vragen voorgelegd over de rechtstreekse werking van artikel 50, lid 6, en de voorwaarden waaronder voorlopige maatregelen vervallen. De vragen betroffen onder andere de termijn waarbinnen een hoofdzaak aanhangig moet worden gemaakt en de rol van de rechter bij het vaststellen van deze termijn.
Het Hof van Justitie heeft op 13 september 2001 geantwoord op de door de Hoge Raad gestelde vragen. Het Hof verklaarde dat artikel 50 van het TRIPs-verdrag van toepassing is, zelfs als de behandeling in eerste aanleg is afgesloten voordat het verdrag in werking is getreden. Tevens werd vastgesteld dat de procedureregels van artikel 50, lid 6, geen rechten voor particulieren creëren die zij rechtstreeks kunnen inroepen. De Hoge Raad heeft vervolgens de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte bepaalde eisen heeft gesteld aan de verzoeken om termijnbepaling in hoger beroep.
De Hoge Raad heeft het bestreden arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden vernietigd en zelf de zaak afgedaan. De Hoge Raad heeft bepaald dat de door de President van de Rechtbank te Assen getroffen voorlopige voorziening haar kracht verliest indien de verweerder niet binnen drie maanden na de uitspraak zijn eis in de hoofdzaak heeft ingesteld. Tevens zijn de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De Hoge Raad heeft de verweerder veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, inclusief de kosten van de behandeling bij het Hof van Justitie.