ECLI:NL:HR:2002:AD8181
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vorderingen tot betaling en buitengerechtelijke kosten in civiele zaak
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat, vorderingen ingesteld tegen de verweerders in cassatie, die gezamenlijk zijn opgeroepen. De vorderingen zijn voortgekomen uit een geschil dat begon met dagvaardingen in 1993, waarin eiseres een bedrag van ƒ 348.485,63, vermeerderd met B.T.W. en rente, vorderde van de verweerders. De Rechtbank te Roermond heeft eiseres in een tussenvonnis van 14 december 1995 toegelaten tot bewijslevering. Na een enquête en comparitie heeft eiseres zijn eis gewijzigd en een hoger bedrag van ƒ 641.488,75 gevorderd, wat resulteerde in een eindvonnis van 7 augustus 1997 waarin de verweerders hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van ƒ 618.594,75, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Verweerder heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een eindarrest van 17 april 2000 de vorderingen van eiseres heeft afgewezen en de eerdere vonnissen heeft vernietigd. Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen deze arresten. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stellen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.