ECLI:NL:HR:2002:AD8181

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/191HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vorderingen tot betaling en buitengerechtelijke kosten in civiele zaak

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat, vorderingen ingesteld tegen de verweerders in cassatie, die gezamenlijk zijn opgeroepen. De vorderingen zijn voortgekomen uit een geschil dat begon met dagvaardingen in 1993, waarin eiseres een bedrag van ƒ 348.485,63, vermeerderd met B.T.W. en rente, vorderde van de verweerders. De Rechtbank te Roermond heeft eiseres in een tussenvonnis van 14 december 1995 toegelaten tot bewijslevering. Na een enquête en comparitie heeft eiseres zijn eis gewijzigd en een hoger bedrag van ƒ 641.488,75 gevorderd, wat resulteerde in een eindvonnis van 7 augustus 1997 waarin de verweerders hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van ƒ 618.594,75, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Verweerder heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een eindarrest van 17 april 2000 de vorderingen van eiseres heeft afgewezen en de eerdere vonnissen heeft vernietigd. Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen deze arresten. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stellen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Uitspraak

29 maart 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/191HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: voorheen mr. drs. K.M. van Holten, thans mr. E. Grabandt,
t e g e n
1. [Verweerster 1 ], gevestigd te [vestigingsplaats],
2. (de gezamenlijke erven van) [verweerder 2], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J.B.M.M. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploiten van 27 juli 1993 en 19 augustus 1993 [betrokkene A], wonende te [woonplaats], [...], en verweerders in cassatie - verder gezamenlijk te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond en - na vermeerderingen van eis - gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [betrokkene A] en [verweerder] hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan [eiseres] te betalen het bedrag van ƒ 348.485,63, plus B.T.W., te vermeerderen met de contractuele rente, gelijk aan de wettelijke rente, vanaf de datum van in gebreke zijn, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad 15 percent, alsmede de kosten van het conservatoir beslag te bepalen.
[Betrokkene A] en [verweerder] hebben de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 14 december 1995 [eiseres] tot bewijslevering toegelaten.
Na enquête en comparitie van partijen heeft [eiseres] wederom zijn eis gewijzigd en vermeerderd met een vordering tot betaling van een totaal bedrag van ƒ 641.488,75, zoals gespecificeerd in de pleitnota ter terechtzitting van 28 mei 1997, te vermeerderen met de daarover verschuldigde omzetbelasting, en 10% aan buitengerechtelijke incassokosten.
De Rechtbank heeft bij eindvonnis van 7 augustus 1997 [betrokkene A] en [verweerder] hoofdelijk veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 618.594,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 1991. Voorts heeft de Rechtbank hen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van ƒ 18.570,-- aan buitengerechtelijke kosten en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft alleen [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Eiseres] heeft een anticipatie-exploit doen uitbrengen en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 26 mei 1998 heeft het Hof in het principaal appel [eiseres] tot bewijslevering toegelaten. Bij eindarrest van 17 april 2000 heeft het Hof in het principaal appel beide vonnissen van de Rechtbank te Roermond vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [eiseres] ten aanzien van [verweerder] afgewezen.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 4.314,18 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door A. Hammerstein op 29 maart 2002.