ECLI:NL:HR:2002:AD8182

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/193HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de afwijzing van een vordering tot betaling door Tarago Bunkering Service B.V.

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], Tarago Bunkering Service B.V. gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam. De eiseres vorderde een betaling van ƒ 62.926,87, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Tarago heeft de vordering bestreden, waarna de Rechtbank bij tussenvonnis van 27 juni 1996 Tarago tot bewijslevering heeft toegelaten. Bij eindvonnis van 12 februari 1998 heeft de Rechtbank de vordering toegewezen. Tarago heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 22 februari 2000 beide vonnissen van de Rechtbank heeft vernietigd en de vordering van [eiseres] heeft afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 815,53 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

15 maart 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/193HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
TARAGO BUNKERING SERVICE B.V., gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 15 februari 1996 verweerster in cassatie – verder te noemen: Tarago – op verkorte termijn gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Tarago te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 62.926,87, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Tarago heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 27 juni 1996 Tarago tot bewijslevering toegelaten en bij eindvonnis van 12 februari 1998 de vordering toegewezen.
Tegen de vonnissen heeft Tarago hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 22 februari 2000 heeft het Hof beide vonnissen van de Rechtbank vernietigd en opnieuw rechtdoende de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tarago heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Tarago begroot op € 815,53 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 15 maart 2002.