ECLI:NL:HR:2002:AD8195

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/098
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om levensonderhoud in cassatie

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, op 9 november 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. Zij verzocht om de definitieve uitkering tot haar levensonderhoud ten laste van de man, verweerder in cassatie, vast te stellen op ƒ 6.500,-- per maand, met ingang van 29 juni 1999. De man heeft het verzoek bestreden en verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, of haar verzoek te ontzeggen voor zover het een bijdrage van ƒ 3.500,-- voor de vrouw te boven gaat. De Rechtbank heeft op 16 mei 2000 de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw vastgesteld op ƒ 3.500,-- per maand en het meer of anders verzochte afgewezen.

De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij zij verzocht om de alimentatie vanaf 9 november 1999 vast te stellen op ƒ 6.335,-- bruto per maand. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om de uitkering voor de vrouw vast te stellen op ƒ 3.000,-- per maand. Het Hof heeft op 6 juni 2001 de beschikking van de Rechtbank vernietigd voor zover deze aan de vrouw een bijdrage in het levensonderhoud van ƒ 3.500,-- per maand toekende. In plaats daarvan heeft het Hof de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juni 2003 vastgesteld op € 1.365,-- per maand.

Tegen deze beschikking heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De man heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 19 april 2002 de klachten in het cassatiemiddel verworpen, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

19 april 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/098HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.J.M.H. de Werd,
t e g e n
[De man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 9 november 1999 ter griffie van de Rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die Rechtbank en - voor zover in cassatie nog van belang - verzocht om met ingang van 29 juni 1999 de definitieve uitkering tot haar levensonderhoud ten laste van verweerder tot cassatie - verder te noemen: de man - te bepalen op ƒ 6.500,-- per maand.
De man heeft het verzoek bestreden en de Rechtbank verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek te ontzeggen voor zover het een bijdrage van ƒ 3.500,-- voor de vrouw te boven gaat.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 16 mei 2000 de door de man met ingang van 9 november 1999 te betalen uitkering tot het levensonderhoud van de vrouw bepaald op ƒ 3.500,-- per maand en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Daarbij heeft zij het Hof verzocht de alimentatie vanaf 9 november 1999 vast te stellen op ƒ 6.335,-- bruto per maand.
De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en het Hof verzocht de uitkering voor de vrouw vast te stellen op ƒ 3.000,-- per maand.
Bij beschikking van 6 juni 2001 heeft het Hof de bestreden beschikking van de Rechtbank met ingang van 1 juni 2003 vernietigd voor zover daarbij aan de vrouw een bijdrage in het levensonderhoud is bepaald van ƒ 3.500,-- per maand. In zoverre opnieuw beschikkende heeft het Hof de door de man met ingang van 1 juni 2003 te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald op € 1.365,-- per maand en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 19 april 2002.