ECLI:NL:HR:2002:AD8551

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36981
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2002 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 februari 2001. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1993 en 1994. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Griffier van de Hoge Raad had belanghebbende bij aangetekende brief, gedateerd 24 april 2001, in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen. Dit verzuim betrof het niet voldoen aan het vereiste zoals gesteld in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht. De termijn voor herstel eindigde op 5 juni 2001, maar belanghebbende heeft dit verzuim niet hersteld. Hoewel belanghebbende in een conclusie van schriftelijke toelichting alsnog de gronden van het beroep heeft vermeld, oordeelt de Hoge Raad dat dit niet voldoende is om het verzuim te herstellen. De Hoge Raad concludeert dat er geen grond aanwezig is om de uitspraak van het Gerechtshof te vernietigen, en verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 25 januari 2002, en het arrest is gewezen door de voorzitter en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 36.981
25 januari 2002
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 februari 2001, nr. 99/30059, betreffende aan belanghebbende voor de jaren 1993 en 1994 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Bij aangetekende brief, gedagtekend 24 april 2001, heeft de Griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim dat niet is voldaan aan het in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereiste, binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. De termijn voor het herstel van dit verzuim eindigde op 5 juni 2001. Herstel van het verzuim heeft niet plaatsgevonden. Wel heeft belanghebbende in haar naar aanleiding van het verweerschrift van de Staatssecretaris van Financiën ingezonden conclusie van schriftelijke toelichting alsnog de gronden van het beroep in cassatie vermeld. Het is echter niet mogelijk langs die weg het gepleegde verzuim te herstellen. Nu de Hoge Raad ook ambtshalve geen grond aanwezig oordeelt waarop 's Hofs uitspraak zou behoren te worden vernietigd, zal hij, gezien het bepaalde in artikel 6:6 van voormelde wet, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2002.