ECLI:NL:HR:2002:AD8768
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag vermogensbelasting en vernietiging door het Hof
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1987. Aanvankelijk was er een aanslag opgelegd op basis van een vastgesteld vermogen van f 20.019.000. Vervolgens is er op basis van artikel 14, lid 5, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 een teruggaaf verleend van f 53.231. De Inspecteur heeft echter een navorderingsaanslag opgelegd van hetzelfde bedrag, met een verhoging van de nagevorderde belasting van honderd procent, waarvan vijftig procent is kwijtgescholden. Na bezwaar tegen deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur en de navorderingsaanslag vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof de navorderingsaanslag heeft vernietigd op basis van een eerdere uitspraak van het Hof waarin een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting was vernietigd. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet verplicht was te wachten met zijn uitspraak totdat de andere zaak onherroepelijk was. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten van het geding in cassatie, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan belanghebbende moet worden toegekend.