ECLI:NL:HR:2002:AD8801
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor valsheid in geschrift en voordeel trekken uit misdrijf
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed. De verdachte, geboren in 1963 op de Kaapverdische Eilanden, heeft samen met zijn echtgenote een vals rechtsmatigheidsonderzoekformulier ingevuld in het kader van de Algemene Bijstandswet (ABW) voor de periode van 1 september 1994 tot en met 30 september 1994. De verdachte heeft meermalen voordeel getrokken uit de uitkering die aan zijn echtgenote was verstrekt, welke was verkregen door valsheid in geschrift met betrekking tot heronderzoekformulieren en rechtmatigheidsonderzoekformulieren ABW.
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die zijn voorgesteld door de raadsman van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitkering die aan zijn echtgenote was verstrekt, en dat dit voordeel niet was verkregen uit de opbrengst van het misdrijf waarvoor hij ook was veroordeeld.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de veroordeling voor het tweede tenlastegelegde feit verworpen, omdat het oordeel van het Hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de middelen van cassatie niet kunnen leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep is verworpen, en de Hoge Raad heeft geen grond gevonden om de uitspraak ambtshalve te vernietigen.