ECLI:NL:HR:2002:AD8829
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake verkrijgingsprijs aandelen aanmerkelijk belang
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 4 mei 2001, betreffende de beschikking van de Inspecteur van 7 juni 1999. De Inspecteur had de verkrijgingsprijs van door belanghebbende gehouden aandelen, die tot een aanmerkelijk belang behoren, vastgesteld op f 578.000. Na bezwaar tegen deze beschikking, heeft de Inspecteur zijn beslissing gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde en drie middelen aanvoerde.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2002 door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, samen met de raadsheren D.G. van Vliet en P. Lourens, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff.