ECLI:NL:HR:2002:AD8940

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01415/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor zware mishandeling en poging tot doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte op 6 februari 2001 was veroordeeld voor zware mishandeling en poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1976 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De IJssel', had eerder vrijspraken gekregen, maar werd uiteindelijk veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. De advocaat van de verdachte, mr. M.R. Mantz, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit middel niet voldoet aan de vereisten van artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad stelt vast dat alleen middelen van cassatie die een stellige en duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel bevatten, in aanmerking komen voor onderzoek. De Hoge Raad concludeert dat de schriftuur van de verdachte niet aan deze eisen voldoet en dat het middel derhalve onbesproken moet blijven. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is uitgesproken op 19 maart 2002.

Uitspraak

19 maart 2002
Strafkamer
nr. 01415/01
AS/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 februari 2001, nummer 22/001400-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in Penitentiaire Inrichting "De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 20 april 2000, - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 primair en 2. tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1 subsidiair "zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft" en 3 primair "medeplegen van poging tot doodslag" veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf en daarbij bevolen dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraken - is ingesteld door de verdachte.
Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad stelt voorop dat voor onderzoek door de cassatierechter alleen in aanmerking komen middelen van cassatie als bedoeld in art. 437 Sv. Als zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De in de schriftuur vervatte "vraag" voldoet niet aan dit vereiste en moet derhalve onbesproken blijven.
Voorzover de schriftuur een middel in voormelde zin bevat kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu dat middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 19 maart 2002.