ECLI:NL:HR:2002:AD8940
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor zware mishandeling en poging tot doodslag
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte op 6 februari 2001 was veroordeeld voor zware mishandeling en poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1976 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De IJssel', had eerder vrijspraken gekregen, maar werd uiteindelijk veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. De advocaat van de verdachte, mr. M.R. Mantz, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit middel niet voldoet aan de vereisten van artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad stelt vast dat alleen middelen van cassatie die een stellige en duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel bevatten, in aanmerking komen voor onderzoek. De Hoge Raad concludeert dat de schriftuur van de verdachte niet aan deze eisen voldoet en dat het middel derhalve onbesproken moet blijven. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is uitgesproken op 19 maart 2002.