ECLI:NL:HR:2002:AD9050

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/094HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en kinderalimentatie in cassatie

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, op 12 oktober 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Almelo om de echtscheiding van haar en de man, verweerder in cassatie, uit te spreken. Tevens verzocht zij om een bijdrage van ƒ 500,-- per maand per kind voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun drie kinderen, geboren in respectievelijk 1995, 1996 en 1999. De man heeft het verzoek tot bepaling van de kinderalimentatie bestreden. De Rechtbank heeft op 24 mei 2000 de echtscheiding uitgesproken en op 29 november 1999 de kinderalimentatie toegewezen, met de bepaling dat de bijdrage niet eerder van rechtswege zou worden verhoogd dan met ingang van 1 januari 2002, met de wettelijke indexeringsbijdrage.

De man heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, waarin hij verzocht om de beschikking van de Rechtbank te vernietigen en een lagere bijdrage vast te stellen. Het Hof heeft op 22 mei 2001 de beschikking van de Rechtbank vernietigd en bepaald dat de man over de periode van 29 november 2000 tot 1 januari 2001 een bijdrage van ƒ 130,-- per kind zou betalen, en vanaf 1 januari 2001 ƒ 170,-- per kind per maand. De vrouw heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld, waarbij het cassatierekest aan de beschikking van het Hof is gehecht.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 8 februari 2002 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

8 februari 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/094HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 12 oktober 1999 ter griffie van de Rechtbank te Almelo ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht de echtscheiding tussen haar en verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken en - voor zover in cassatie nog van belang en na wijziging van eis - te bepalen dat de man ƒ 500,-- per maand per kind dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie kinderen van partijen, [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op 19 juli 1995, [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op 28 november 1996, en [kind 3], geboren te [geboorteplaats] op 26 mei 1999.
De man heeft onder meer het verzoek tot bepaling van de kinderalimentatie bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 24 mei 2000 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bij beschikking van 29 november 1999 het verzoek tot bepaling van de kinderalimentatie toegewezen. Voorts heeft zij bepaald dat deze bijdrage niet eerder van rechtswege zal worden verhoogd dan met ingang van 1 januari 2002, met het ingaande dat jaar geldende wettelijke indexeringsbijdrage, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen laatstvermelde beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Daarbij heeft hij verzocht voormelde beschikking van de Rechtbank voor zover het de vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde kinderen betreft te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat die bijdrage met ingang van 29 november 2000 op ƒ 300,--, subsidiair ƒ 341,--, voor alle kinderen tezamen per maand wordt vastgesteld, althans een zodanige bijdrage en een zodanige ingangsdatum vast te stellen als het Hof juist acht.
Bij beschikking van 22 mei 2001 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank van 29 november 2000 vernietigd en, opnieuw beschikkende, bepaald dat de man over de periode 29 november 2000 tot 1 januari 2001 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van ƒ 130,-- per kind zal betalen en vanaf 1 januari 2001 een bedrag van ƒ 170,-- per kind per maand.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot be-antwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 8 februari 2002.