Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploit van 18 december 1992 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en - na wijziging van eis - gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de Gemeente (respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders en/of de Gemeenteraad) jegens [eiser] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld, en de Gemeente jegens hen schadevergoedingsplichtig is geworden door:
a. in de bij de dagvaarding nader omschreven brief van 20, verzonden 21 juli 1978, in strijd met het bepaalde in de toenmalige ongewijzigde Woningwet (art. 48), het standpunt kenbaar te maken, dat het bestemmingsplan "Dorp der gemeente Blaricum" op het perceel toen plaatselijk bekend [a-straat 1] te [plaats B], toen eigendom van [eiser] c.s. naast de bestaande woning geen nieuwbouw binnen de bebouwingscategorie F toelaat;
b. dit standpunt welbewust, en in het volle besef van de door [eiser] c.s. na ontvangst van genoemde brief d.d. 20, 21 juli 1978 aan de Gemeente kenbaar gemaakte bezwaren, tegenover hen, tot en met 3 november 1988, te handhaven;
II. te verklaren voor recht dat het aldus vol-continu onrechtmatig handelen van de Gemeente vanaf 20/21 juli 1978 althans vanaf 11/12 augustus 1987 tot en met 3 november 1988 als redelijkerwijs te verwachten gevolg heeft meegebracht, dat het voor [eiser] c.s. gedurende die periode niet mogelijk is geweest om het bij dagvaarding omschreven terrein (thans kadastraal bekend gemeente Blaricum sectie [...], nummer [001] en gemeente Laren NH sectie [...] nummer [002]) al of niet tezamen met het perceel, toen kadastraal bekend gemeente Blaricum sectie [...] nummers [003] en [004] als bouwterrein te verkopen;
III. de Gemeente te veroordelen om aan [eiser] c.s. te vergoeden alle schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, welke zij als gevolg van het onrechtmatig handelen van de Gemeente hebben geleden, lijden en nog zullen lijden;
primair tussen 20(21) juli 1978 tot en met 3 november 1988, althans tussen door de Rechtbank in goede justitie te bepalen tijdstippen, en vergoeding van nadien ontstane schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over de begrote geldsom van de schade vanaf de dag waarop die geldsom door een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is komen vast te staan, althans vanaf de dag der inleidende dagvaarding, tot aan de dag van de voldoening;
subsidiair tussen 11(12) augustus 1987 tot en met 3 november 1988, althans tussen door de Rechtbank in goede justitie te bepalen tijdstippen, en vergoeding van nadien ontstane schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over de begrote geldsom van de schade vanaf de dag waarop die geldsom door een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is komen vast te staan, althans vanaf de dag der inleidende dagvaarding, tot aan de dag van de voldoening;
IV. de Gemeente te veroordelen in de kosten van dit geding, te weten tot de bij gelegenheid van vonnis overgelegde kosten van rechtsbijstand ex art. 56 Rv., of een deel daarvan, en de overige kosten der rechtsbewaring, althans kosten rechtens.