ECLI:NL:HR:2002:AD9128

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/244HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over achterstallig salaris en de berekening van het minimumloon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Heracles Parkeer Diensten B.V. en [verweerder]. De zaak betreft een vordering van [verweerder] tot betaling van achterstallig salaris over de periode van 15 maart 1996 tot 1 augustus 1997. [Verweerder] stelde dat hij te weinig salaris had ontvangen, omdat het hem toekomende uurloon ten onrechte was berekend door het minimumweekloon te delen door 45 in plaats van door 40 uren, zoals volgens hem in overeenstemming met de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wmm) zou moeten gebeuren.

De Kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [verweerder] toegewezen, maar de Rechtbank te 's-Gravenhage vernietigde dit vonnis in hoger beroep. De Rechtbank oordeelde dat de normale arbeidsduur in dit geval 40 uren per week moest zijn, en dat de werkzaamheden van de parkeerwachters van Heracles in overeenstemming waren met de werkzaamheden in andere sectoren, zoals de schoonmaak- en beveiligingssector. Heracles ging in cassatie tegen dit oordeel.

De Hoge Raad heeft het beroep van Heracles verworpen en geoordeeld dat de Rechtbank terecht had vastgesteld dat de normale arbeidsduur in dit geval 40 uren per week was. De Hoge Raad oordeelde dat de werkzaamheden van de parkeerwachters van Heracles voldoende overeenstemden met die van vergelijkbare functies in andere sectoren, en dat de Rechtbank op juiste wijze had geoordeeld over de toepassing van de Wmm. De kosten van het geding in cassatie werden voor rekening van Heracles gesteld, die in deze procedure in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

26 april 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/244HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HERACLES PARKEER DIENSTEN B.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,
t e g e n
[Verweerder], voorheen wonende te [woonplaats], thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten het Koninkrijk,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 30 september 1997 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Heracles - gedagvaard voor de Kantonrechter te 's-Gravenhage en gevorderd Heracles te veroordelen om aan [verweerder] te betalen ƒ 2.395,21 bruto aan achterstallig salaris over de periode 15 maart 1996 tot 1 augustus 1997, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 percent, alsmede met de wettelijke rente over voormelde bedragen.
Heracles heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 23 juni 1998 de vordering aan achterstallig salaris toegewezen, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 10 percent en met de wettelijke rente, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Heracles hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's-Gravenhage.
Bij vonnis van 16 februari 2000 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis van de Kantonrechter vernietigd en opnieuw rechtdoende Heracles veroordeeld om aan [verweerder] te betalen ƒ 2.288,57 bruto aan achterstallig salaris over de periode van 15 maart 1996 tot 1 augustus 1997, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 10 percent en met de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf de desbetreffende vervaldata, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft Heracles beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
Heracles heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] is op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst op 15 maart 1995 voor de duur van een jaar in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van) Heracles. Nadien is de arbeidsovereenkomst tweemaal stilzwijgend verlengd. Sedert 23 september 1997 is [verweerder] niet meer bij Heracles in dienst.
(ii) [Verweerder] was bij Heracles, dat - het kader uitgezonderd - uitsluitend met deeltijdkrachten werkt, parttime werkzaam als parkeerwachter. De parkeerwachters van Heracles ("projectmedewerkers") verrichten alle in een parkeergarage voorkomende werkzaamheden zoals schoonmaakwerk, het verstrekken van informatie aan klanten, het houden van toezicht en het verrichten van eenvoudige reparatiewerkzaamheden.
(iii) In art. III sub 1 en 2 van de arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat bij een volledige inzet van 5 diensten per week de werkzaamheden onderverdeeld zijn in diensten van maximaal 9 uur.
(iv) [Verweerder] heeft in de periode van 15 maart 1996 tot 1 augustus 1997 gemiddeld circa 50 uren per maand (12 uren per week) gewerkt, althans in die orde van grootte.
(v) Heracles heeft aan [verweerder] een uurloon betaald dat zij heeft berekend door het minimumloon per week, zoals dat op basis van art. 8 in verbinding met art. 14 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wmm) wordt vastgesteld, te delen door 45.
3.2 Aan zijn hiervoor onder 1 vermelde vordering tot betaling van achterstallig salaris over de periode van 15 maart 1996 tot 1 augustus 1997 heeft [verweerder] ten grondslag gelegd, voorzover in cassatie nog van belang, dat hij, in strijd met art. 12 Wmm, te weinig salaris heeft ontvangen omdat voor de berekening van het hem toekomende uurloon het minimumweekloon dient te worden gedeeld door 40 in plaats van door 45. Onder "normale arbeidsduur" in de zin van art. 12 lid 2 Wmm moet immers, aldus [verweerder], in dit geval worden verstaan een werkweek van gemiddeld niet meer dan 40 uren.
De Kantonrechter heeft dit standpunt van [verweerder] juist geoordeeld.
3.3 In hoger beroep heeft de Rechtbank de tegen dit oordeel gerichte grieven van Heracles verworpen. Hetgeen de Rechtbank daartoe heeft overwogen kan als volgt worden samengevat.
Voor het antwoord op de vraag of het weekloon door 40 dan wel door 45 moet worden gedeeld, is beslissend wat in dit geval de inhoud is van het begrip "normale arbeidsduur" in de zin van art. 12 lid 2 Wmm (rov. 4.2). Uit zowel de tekst als de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling volgt, dat het criterium voor het bepalen van de normale arbeidsduur is wat in "overeenkomstige arbeidsverhoudingen" in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen. De door art. 12 lid 2 Wmm vereiste overeenstemming tussen de te vergelijken arbeidsverhoudingen ziet met name op de aard van de te verrichten werkzaamheden. Voor het oordeel dat sprake is van "overeenkomstige arbeidsverhoudingen" is voldoende dat tussen de te vergelijken arbeidsverhoudingen een redelijke mate van overeenstemming ten aanzien van de te verrichten werkzaamheden bestaat (rov. 4.3). De omstandigheid dat de bij Heracles werkzame parkeerwachters alle in een parkeergarage voorkomende werkzaamheden verrichten waar dit gewoonlijk door verschillende, van afzonderlijke bedrijven afkomstige personen wordt gedaan, staat niet eraan in de weg de arbeidsverhouding van de bij Heracles in dienst zijnde parkeerwachters te vergelijken met die van personen die in de onderscheiden branches werkzaam zijn: in zoverre is wel degelijk sprake van "overeenkomstige arbeidsverhoudingen" (rov. 4.4). Gelet op een en ander ligt het in de rede met betrekking tot het begrip "normale arbeidsduur" aansluiting te zoeken bij de destijds geldende CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf, de CAO particuliere beveiligingsorganisaties en de CAO voor uitzendkrachten, die alle uitgaan van een fulltime dienstbetrekking van 40 uren per week (rov. 4.5). Ook aan art. 5:7 lid 1 Arbeidstijdenwet, dat - behoudens afwijkingen bij collectieve regeling - uitgaat van een gemiddelde werkweek van 40 uren, kan een argument worden ontleend voor de stelling dat een "normale arbeidsduur" 40 uren per week beslaat (rov. 4.6). De conclusie moet dan ook zijn dat in het onderhavige geval moet worden afgerekend op basis van een "normale arbeidsduur" van 40 uren per week (rov. 4.7).
3.4 Het middel bestrijdt - terecht - niet de uitgangspunten van de Rechtbank (rov. 4.3) dat het criterium voor het bepalen van de normale arbeidsduur is, wat in "overeenkomstige arbeidsverhoudingen" in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen, dat de vereiste overeenstemming tussen de te vergelijken arbeidsverhoudingen met name ziet op de aard van de werkzaamheden, en dat voor die overeenstemming voldoende is dat een redelijke mate van overeenstemming ten aanzien van de te verrichten werkzaamheden bestaat. Het keert zich in onderdeel 1 echter tegen het oordeel van de Rechtbank, dat het, gelet op de in rov. 4.4 opgesomde werkzaamheden die de parkeerwachters van Heracles verrichten, in de rede ligt aansluiting te zoeken bij de destijds geldende CAO's in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf alsmede bij de CAO particuliere beveiligingsorganisaties, en met name tegen het daarin besloten liggende oordeel dat de werkzaamheden van schoonmakers en beveiligingspersoneel enerzijds en van de parkeerwachters van Heracles anderzijds in die mate overeenstemmen dat ten aanzien van hen sprake is van "overeenkomstige arbeidsverhoudingen" in de zin van art. 12 lid 2 Wmm.
3.5 Anders dan het onderdeel betoogt, volgt uit het feit dat schoonmakers en beveiligingspersoneel slechts een deel van de met het werk van een Heracles-parkeerwachter vergelijkbare werkzaamheden verrichten, maar dan wel intensief en doorlopend, niet dat laatstvermeld oordeel van de Rechtbank blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden onderzocht. Het behoefde in het licht van het in de feitelijke instanties tussen partijen gevoerde debat, waarin door Heracles werd benadrukt dat de opzet en activiteiten van haar bedrijf zodanig uniek zijn dat het onmogelijk is een "overeenkomstige arbeidsverhouding" aan te wijzen waarmee de arbeidsverhoudingen binnen Heracles kunnen worden vergeleken, geen nadere motivering dan door de Rechtbank is gegeven. Onderdeel 1 faalt derhalve.
3.6 De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Heracles in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 april 2002.