ECLI:NL:HR:2002:AD9135

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/316HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding en betalingsverplichting tussen eiser en Het Bastion B.V.

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], Het Bastion B.V. gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. De vordering betrof een schadevergoeding die eiser vorderde op basis van een overeenkomst uit 1985, waarbij Het Bastion verplicht was om een bedrag van ƒ 0,20 per ton gestort afval te betalen. De Rechtbank heeft in verschillende tussenvonnissen, waaronder een comparitie van partijen en bewijslevering, uiteindelijk op 15 januari 1999 de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 1 augustus 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd.

Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. Het Bastion heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaten van beide partijen de zaak hebben toegelicht. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad heeft het principaal beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Het Bastion zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen van het principaal beroep niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het incidenteel beroep kwam onder deze omstandigheden niet aan de orde. Het arrest is openbaar uitgesproken op 26 april 2002.

Uitspraak

26 april 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/316HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerder,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
HET BASTION B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch,
VERWEERSTER in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiseres,
advocaat: mr. M.H. van der Woude.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 30 december 1992 onder meer verweerster in cassatie - verder te noemen: Het Bastion - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Het Bastion te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan [eiser], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente over het uiteindelijke schadebedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Het Bastion heeft een conclusie houdende exceptie van nietigheid van de dagvaarding genomen en heeft voorts bij die conclusie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 11 februari 1994 een comparitie van partijen gelast en, na verder debat, bij tussenvonnis van 19 juli 1996 de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen over de vraag of ingebrekestelling van Het Bastion heeft plaatsgevonden met betrekking tot de nakoming van de betalingsverplichting van ƒ 0,20 per ton gestort afval van Het Bastion jegens [eiser], voortvloeiende uit de overeenkomst tussen Het Bastion en [eiser] d.d. 26 mei 1985. Voorts heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 6 juni 1997 [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête en contra-enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 15 januari 1999 de vordering afgewezen.
Tegen de vonnissen van 19 juli 1996, 6 juni 1997 en 15 januari 1999 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 1 augustus 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het Bastion heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het pricipale beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen in het principaal beroep aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Onder deze omstandigheden komt het incidenteel beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principaal beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie in het principaal beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Het Bastion begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren, C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 april 2002.