ECLI:NL:HR:2002:AD9140
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw
In deze zaak heeft de man, wonende in de Bondsrepubliek Duitsland, op 19 mei 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage met het verzoek om echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed, en om de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de Rechtbank, maar heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud van ƒ 11.000,-- per maand. De Rechtbank heeft op 29 februari 2000 de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de vrouw.
De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin hij verzocht om de beschikking van de Rechtbank te vernietigen en de alimentatie vast te stellen op nihil of een door het Hof te bepalen bedrag. Het Gerechtshof heeft op 8 november 2000 de beschikking van de Rechtbank bekrachtigd. Hierna heeft de man beroep in cassatie ingesteld, waarbij de vrouw een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 12 april 2002.