ECLI:NL:HR:2002:AD9141
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over alimentatie en vermogensverdeling na echtscheiding
In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, op 4 september 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Utrecht. Zij verzocht de man, verweerder in cassatie, te veroordelen tot betaling van een voorschot en tot vermogensbeschrijving en verrekening van de tijdens hun huwelijk overgespaarde en belegde inkomsten. De man heeft het verzoek bestreden. De Rechtbank heeft na tussenbeschikkingen op 30 september 1998 en 2 juni 1999 bij beschikking van 22 september 1999 bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van ƒ 103.421,66 moet betalen en heeft de man verzocht om bepaalde gegevens aan de Rechtbank en de wederpartij te verstrekken. Bij eindbeschikking van 15 december 1999 heeft de Rechtbank bepaald dat de man aanvullend ƒ 3.663,41 aan de vrouw moet betalen, terwijl het meer of anders verzochte is afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, en de vrouw heeft afzonderlijk hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van 22 september 1999 en 15 december 2000. Het Hof heeft beide beroepen gezamenlijk behandeld en heeft op 21 december 2000 de beschikking van de Rechtbank vernietigd, waarbij het bedrag dat de man aan de vrouw moet betalen is vastgesteld op de in de beschikking onder 6.3 genoemde bedragen. Het meer of anders gevorderde ter zake van de verrekening is afgewezen, met uitzondering van de nog te beslissen punten in de zaak met rekestnummer 152/00.
De vrouw heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het Hof. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarbij de beslissing is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers en A.G. Pos, en openbaar is uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 19 april 2002.