ECLI:NL:HR:2002:AD9213

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00916/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor niet voldoen aan aangifteplicht geboorte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een veroordeling van de verdachte door de Rechtbank in hoger beroep. De verdachte was eerder door de Kantonrechter te Amersfoort veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd gulden, subsidiair tien dagen hechtenis, wegens het niet voldoen aan de wettelijke verplichting tot aangifte van de geboorte van zijn zoon. De verdachte had aangevoerd dat hij wel degelijk aangifte had gedaan, maar niet op de voorgeschreven wijze, wat volgens hem niet in de tenlastelegging was opgenomen. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die door de verdachte zijn voorgesteld en het schriftelijk commentaar van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad oordeelt dat de klacht van de verdachte faalt, omdat de conclusie van de Advocaat-Generaal de gronden bevat waarop de veroordeling is gebaseerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 tot en met 4 december 1997 niet op de voorgeschreven wijze heeft voldaan aan zijn aangifteplicht. De overige middelen van de verdachte kunnen ook niet tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak.

Uitspraak

16 april 2002
Strafkamer
nr. 00916/01
HJH/EdK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 2 december 1999, nummer 16/400359-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter te Amersfoort van 17 juni 1999 - de verdachte ter zake van "niet voldoen aan een wettelijke verplichting tot aangifte van geboorte" veroordeeld tot het betalen van een geldboete van vijfhonderd gulden, subsidiair tien dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de verdachte op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het als Grief 2 aangeduide middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte heeft veroordeeld wegens overtreding van art. 448 Sr aangezien hij bij brief aangifte heeft gedaan van de geboorte van zijn zoon en art. 448 Sr niet, zoals in de tenlastelegging en de bewezenverklaring is opgenomen, het bestanddeel bevat dat die aangifte op de voorgeschreven wijze moet geschieden.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 december 1997 tot en met 4 december 1997 in de gemeente Amersfoort niet op de voorgeschreven wijze heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting tot aangifte (zoals bedoeld in artikel 19e, lid 2, boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te Amersfoort, voor het register van geboorte, van de geboorte van zijn, verdachtes, op 1 december 1997 geboren zoon, genaamd [de zoon].
3.3. Het middel faalt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 9 en 10.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 16 april 2002.