ECLI:NL:HR:2002:AD9220
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda inzake diefstal en poging tot diefstal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2002 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda. De aanvrager was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal, met een gevangenisstraf van vier weken als gevolg. De aanvraag tot herziening werd ingediend door mr. R.M. van Breemen, advocaat te Oosterhout, namens de aanvrager, die op dat moment zonder vaste woon- of verblijfplaats was.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. De Hoge Raad stelde vast dat de aanvraag tot herziening niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de wet. Er waren geen nieuwe bewijsmiddelen of omstandigheden aangedragen die het ernstige vermoeden wekten dat, indien deze bekend waren geweest tijdens het oorspronkelijke onderzoek, dit had geleid tot een vrijspraak of een andere beslissing. De enkele omstandigheid dat de strafzaak bij verstek was behandeld, was niet voldoende om de aanvraag te onderbouwen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van substantiële nieuwe bewijsmiddelen voor een succesvolle herziening van een vonnis.